Wie is er bang van degrowth? Alleen al de term jaagt rechtse opiniemakers en vermogensbeheerders de gordijnen in. Groei is de smeerolie van het kapitalisme. Als de economie groeit, dan gaat alles goed, zo leer je op school. Maar wat bedoelen we met groei? Moet alles zomaar blijven groeien tot in het oneindige? De klimaatcrisis laat zien dat oneindige groei op een eindige planeet onmogelijk is. Degrowth, of omgroei, biedt een alternatief. Een veelbesproken term, maar nog vaak verkeerd begrepen. Dit essay geeft je de sleutels van een van de debatten van deze tijd in handen. Ontdek hoe een samenleving eruit kan zien die niet meer afhankelijk is van economische groei. Een wervend verhaal over minder privéjets, ongelijkheid, burn-outs en afvalbergen, maar ook over meer levenskwaliteit, tijd voor elkaar, duurzame spullen en een gezonde planeet. Anders gezegd, een goed leven voor iedereen binnen de grenzen van de planeet.
Anuna De Wever – 'Omgroei' daagt ons uit om verder te kijken dan de huidige economische modellen die momenteel de hoofdoorzaak zijn van de klimaatcrisis. Als we deze eeuw willen overleven met onze menselijke samenleving is een fundamentele verandering onontkoombaar. Omgroei, gekoppeld aan een diepgaande dekolonisatie van de huidige wereldverhoudingen en échte democratie zullen hier de bouwstenen van zijn.
Paul Verhaeghe – Het zwak excuus 'we wisten dat niet' is al lang niet meer bruikbaar als het over de klimaatverandering gaat. 'Omgroei' confronteert ons andermaal met de harde feiten, maar biedt gelukkig ook antwoorden, vooreerst in de verbeelding van de auteurs, vervolgens in een concreet verandermodel. Hoeveel droogtes en overstromingen moeten er nog komen vooraleer we kiezen voor oplossingen op lange termijn? Voor omgroei dus?
Mieke Schauvliege (politica voor Groen) – 'Omgroei' lees ik als een pleidooi voor systeemverandering en voor echte sociaal – ecologische groei. Dat is meer dan het leggen van een laagje groene vernis op ons huidig productiemodel. Het is kiezen voor groene basisdiensten, voor een sterke overheid en voor geëngageerde burgers en burgercoöperaties.
Ik heb nog wel enkele boeken over hetzelfde onderwerp klaar liggen voor een bespreking: "Terra Reversa" (2009), "Welvaart zonder groei" (2009) en "Einde aan de groei" (2011), die om één of andere reden nooit aan de beurt geraakt zijn (te moeilijk? niet actueel genoeg (mea culpa)? en mijn blog ontstond pas in 2017). Zowat een half jaar geleden besprak ik wel Minder is meer van Jason Hickle, over dezelfde problematiek. Ik bespreek nu "Omgroei", naar aanleiding van enkele recente krantenartikelen die het neoliberalisme verdedigen, ook al omdat ik mij afvraag of het gebruik van de term 'omgroei', in plaats van het meer agressieve 'ontgroei', het betoog als geheel aanvaardbaar gaat maken voor neoliberalen.
Het boek bevat 170 pagina's in 32 secties; dat geeft hapklare brokken van gemiddeld zowat 5 pagina's. Eerder klein handzaam formaat, en nogal kleine letters, maar OK. Hier en daar een zeldzame figuur, soms jammerlijk in het Engels.
Voor wie op zoek is naar een standpunt over omgroei/post-groei/ontgroei bevat het boek veel nuttige informatie. In elke sectie staat wel iets dat de moeite van het lezen waard is. Maar over het algemeen laat het betoog en vooral de logica in het boek te wensen over. Zeer regelmatig bevat de tekst stof tot kritiek, omwille van onlogische of ongefundeerde redeneringen en conclusies, en het negeren van de harde realiteit. Omdat ik toejuich dat boeken over dit onderwerp worden geschreven zal ik daar niet te veel aandacht aan schenken, op enkele uitzonderingen na.
De eerste twee zinnen: "als we samen geen betere samenleving verbeelden, kunnen we die ook niet realiseren; we hebben nieuwe beelden nodig van het goede leven, waar we samen naar verlangen en werk van willen maken". Wat verder wordt verwezen naar de Indiase schrijver Amitav Ghosh, die in een boek beschrijft hoe de ecologische crisis in de eerste plaats een crisis van de verbeelding is. Ik ruik esoterisch positivisme, en dat werkt niet. Ik denk niet dat je een maatschappelijk probleem oplost door je een betere maatschappij in te beelden. De betere aanpak is volgens mij om eerst wat duidelijk niet deugt te identificeren en weg te werken. Elders lees ik ook over de "Amerikaanse activiste adrienne maree brown" en vraag ik mij af waarom die namen geen hoofdletters kregen.
Ook prominent in deze inleiding is de uitleg van de term 'omgroei', als alternatief voor "postgroei", "voorbij de groei" en "ontgroei", met als argument dat aspecten van de economie waar een tekort aan is (bv. welvaart in bepaalde werelddelen) moeten blijven groeien. Het argument is uiteraard terecht, maar dit blijft spelen met benamingen; een typisch vlag-en-ladingprobleem, dat tegenstanders een basis biedt om de nood aan veranderingen te negeren. Ook voor "het globale Zuiden" volgt een uitleg, wat niet verkeerd is, want de vlag dekt de lading niet. En zoals verwacht komt ook kolonisatie weer aan bod, zoals in Minder is meer.
Dit is een verhaal uit een toekomst die beter is dan het heden, waarvoor de aanzet werd (zal worden) gegeven door de "grote omwenteling" in 2025/26. Dat is het zo ongeveer. In lijn met de inleiding wordt hier een beeld geschapen van een betere wereld. Het verhaal is eigenlijk goed geschreven, als een roman, maar het blijft uiteraard fictie, ook al heeft Anuna De Wever er een bijrolletje. Sommige passages doen mij denken aan het laatste hoofdstuk uit Minder is meer, dat ook daar al de geloofwaardigheid onderuit haalde. Maar de inhoudstafel geeft mij momenteel nog altijd hoop op een degelijke benadering van de problematiek.
Eerste zin: "in de prelude kon je lezen hoe we de overgang naar een andere toekomst kunnen maken als we radicaal een andere koers inslaan". Dit klopt al niet. De prelude beschrijft hoogstens een wenselijk 'wat', maar zegt absoluut niets over 'hoe', en over die koersverandering werd niets gezegd. Ik begin te vrezen, uit ervaring met dergelijke boeken, dat het niet goed gaat komen. Ik denk ook niet dat het huidig economisch systeem zo is ontworpen dat het de draagkracht van de Aarde onder druk zet en sociale ongelijkheid en uitbuiting in de hand werkt. Dit is geen kwestie van ontwerp, wel van natuurlijke evolutie onder invloed van de slechte kantjes van de mens. Als we dat niet beseffen gaan we het ook niet veranderen.
Hier wordt een beeld geschetst :-) van de rampen die ons zullen overkomen als gevolg van de klimaatopwarming. Abnormale en onvoorspelbare droogte, hitte, en neerslag, met een risico op omslagpunten door bosbranden en smeltend permafrost. Nogal apocalyptisch, maar wellicht ook realistisch. Ik zie echter geen verband met Russische roulette.
Zowel de klimaatcrisis zelf, als de teleurstelling over een falend beleid van een overheid die er niet in slaagt om gepast in te grijpen, veroorzaken stress en gevoelens van angst, woede, frustratie, verdriet, rouw en machteloosheid. Daarmee omgaan is niet gemakkelijk; de benadering van Britt Wray, een onderzoekster in klimaatverandering en mentale gezondheid, is verrassend:
Het positieve aan dit alles is dat de kwelling geschenken met zich meebrengt. Als je de diepten ervan verkent, zul je ergens in jezelf een klep vinden die het meer existentiële deel van jezelf blootlegt. Als je die eenmaal hebt geopend, zal er altijd een grenzeloze stroom liefde, verbinding en betekenis achter je staan, die alles voedt wat je doet.
Dat de dame dit schrijft is haar goed recht. Dat de auteurs vinden dat ze dit moeten vermelden zegt, vrees ik, veel over hun onrealistische ingesteldheid. De gepercipieerde waarde van het boek zakt een stuk verder.
Handig weetje: COP is de afkorting van Conference of Parties. Dat het gaat om de jaarlijkse klimaatconferentie van de VN volgt niet uit de naam (vlag-en-ladingprobleempje). Hier wordt vooral geïllustreerd dat de opeenvolgende doelstellingen qua reductie van emissie van broeikasgassen te licht zijn, en bovendien niet gehaald worden; ze zullen niet volstaan voor een beperking van de opwarming tot 2°C. COP3 viel in 1997; de bijgeleverde grafiek vertoont tussen dan en nu een permanente stijging alsof er van maatregelen geen sprake is. En vervolgens zou de uitstoot drastisch moeten dalen? Als je doet wat je altijd gedaan hebt zal je krijgen wat je altijd gekregen hebt. Blijkbaar hebben de inspanningen van de laatste 25 jaren weinig of niets uitgehaald. Het boek concludeert dat we dit alleen kunnen oplossen door een ombouw van de hele samenleving. Beetje utopisch.
De Club van Rome ontstond in 1968, en publiceerde het rapport "The Limits to growth" in 1972. Donella Meadows, auteur van "Thinking in Systems" (2008), een standaardwerk over systeemdenken, schreef mee aan het rapport. Zowel het originele rapport als de vervolgrapporten "Beyond the Limits to Growth" (1993) en "The Limits to Growth, a 30-Year Update" (2004) zijn nog beschikbaar; ze hebben het neoliberalisme echter niet kunnen tegenhouden. Enkele voorbeelden van feedback loops laten zien dat het principe daarvan niet goed begrepen is (onderlinge afhankelijkheden zijn geen feedback loops). Dat van kantelpunten wel, maar daar worden geen voorbeelden van gegeven, allicht omdat ze nog niet precies bekend zijn. Dat een kantelpunt de omslag maakt van een stabiel naar een instabiel (uit de hand lopend) systeem wordt nergens verklaard.
Ook belangrijk in deze sectie is de uitleg over de negen planetaire grenzen: opwarming van de aarde (ze schrijven telkens 'Aarde', met hoofdletter…), verlies van biodiversiteit, de stikstof- en fosforkringloop, het gat in de ozonlaag, oceaanverzuring, waterschaarste, landgebruik, chemische verontreiniging, en aerosolen in de atmosfeer. Voor zes van deze negen zijn de grenzen al overschreden.
Ik veronderstel dat met koolstoftunnelvisie een eenzijdige aandacht voor fossiele brandstoffen en CO2 wordt bedoeld. In 2023 werd het onderzoek uitgebreid met veilige en rechtvaardige aardsysteemgrenzen. Zegt Joyeeta Gupta: "uit talloze onderzoeken blijkt dat een eerlijke en rechtvaardige aanpak essentieel is voor de stabiliteit van de aarde; we kunnen geen biofysisch veilige aarde hebben zonder rechtvaardigheid". Ik heb de indruk dat Oikos, de sociaal-ecologische denktank, de sociale visie veel meer laat doorwegen in haar opinie over de klimaatproblematiek dan de ecologische visie; ik deel dat standpunt niet. Ook bij Minder is meer had ik al de indruk dat deze ecologisten rechtvaardigheid primordiaal vinden bij het bestrijden van de opwarming van de aarde, wat naar ik vrees hun mogelijkheid tot impact net sterk beperkt.
Dat "de koolstoftunnelvisie het reële gevaar inhoudt dat we de klimaatramp vervangen door de biodiversiteitscatastrofe" wordt verduidelijkt met het voorbeeld van de milieubelastende ontginning van lithium om batterijen voor elektrische wagens te kunnen produceren, in het kader van groene groei. De directe koppeling tussen grondstoffenwinning en biodiversiteit volg ik niet helemaal; het gaat niet alleen om het kappen van regenwouden.
De beschrijving van groene groei is goed, weliswaar hier en daar met een beetje sarcasme, maar dat mag dan ook wel. Het deel over efficiëntie is echter ontluisterend. De introductie van de stoommachine van James Watt was een technologische innovatie; ze haalde meer energie uit een hoeveelheid steenkool dan andere al bestaande machines.
– De stoommachine was een technologische innovatie, niet de introductie; de auteurs nemen het blijkbaar niet zo nauw met de logica.
– De stoommachine was de eerste machine die mechanische energie uit steenkool haalde. Ik begin te begrijpen waarom Oikos wetenschap negeert ten voordele van sociologie. De stoommachine kan dus niet vergeleken worden met "andere al bestaande machines", en dus kan er ook geen sprake zijn van efficiëntiewinst.
– De toename van het steenkoolverbruik is dan ook niet te wijten aan de verhoogde efficiëntie, maar wel aan de toename van het aantal stoommachines.
Dat een dergelijke kromme redenering in het boek verschijnt zegt veel over het gebrek aan wetenschappelijke en/of technische kennis van de auteurs en van de redacteurs. Wel OK en terecht is de beschrijving van de paradox van Jevons, waarbij efficiëntiewinsten worden tenietgedaan door een stijging in consumptie. Een recent voorbeeld: alle efficiëntiewinsten die zijn bereikt bij motoren voor personenwagens zijn opgegaan aan hogere gewichten van de wagens. Een doorsnee benzinewagen verbruikte vijftig jaar geleden 7 tot 8 l/100 km, en doet dat nu nog. Bovendien is het aantal wagens in de laatste 50 jaar gestegen van 342 miljoen naar 1.4 miljard.
Hier een uitleg over greenwashing, en een hoop voorbeelden. Maar ook hier schuift het betoog, niet gespeend van veel logica, in de richting van sociale problematiek. Dat we in plaats van enkel maar te streven naar een circulaire economie, beter kunnen streven naar een circulaire maatschappij, dat is logisch. Dat we zo kunnen voorbijgaan aan marktgerichte oplossingen, en economische bekommernissen en circulariteit kunnen erkennen als een holistische sociale transformatie wijst dan weer op dat gebrek aan realisme.
In deze sectie, en ook eerder al, mis ik wel vingerwijzingen naar de schuldigen die de klimaatcrisis veroorzaakten, bv. de kapitalisten. En ook in dát milieu is sprake van greenwashing; zie het boek Waarom de superrijken de wereld niet zullen veranderen. Maar misschien willen de auteurs niet op zere tenen trappen?
De vernietigende invloed van het BBP als meetinstrument voor welvaart wordt helder uitgelegd; zonder meer de beste sectie in het boek tot nu toe. De mini-bespreking van de donut-economie van Kate Raworth, één van de lievelingen van Oikos, is echter niet overtuigend. Ik ben weliswaar geen donut-fan, maar het concept van het ecologisch plafond (de buitencirkel) en het sociaal fundament (de binnencirkel) kan mij niet overtuigen van een noodzakelijk verband tussen beide.
Het doet mij plezier dat de auteurs zicht hebben op vlag-en-ladingproblemen (al is dat dan alleen hier). Als er één woord is waar best spaarzaam mee omgegaan wordt is dat de term 'we'? Want voor je het weet heb je je daarmee erg onzorgvuldig uitgedrukt. Zoals in 'we' moeten minder broeikasgassen uitstoten. Dit leidt tot een goede beschrijving van ongelijkheid, globaal en lokaal. Ook hier worden overwegend nagels met koppen geslagen. Het idee van Kevin Anderson (interessante pagina) lijkt mij foutief voorgesteld. Dat van Kim Stanley Robinson is eenvoudig:
Er is genoeg voor iedereen. Er zouden dus geen mensen in armoede meer moeten leven. En er zouden geen miljardairs meer moeten zijn. Genoeg hebben zou een mensenrecht moeten zijn, een vloer waar niemand doorheen kan vallen, en een plafond waarboven niemand kan uitstijgen.
Of het ook aanvaardbaar is voor die 1 procent rijksten die bijna de helft van de mondiale rijkdom bezitten is een andere kwestie, die niet wordt besproken in het boek.
Samengevat: na het koloniale verleden zijn er neokoloniale mechanismen opgetuigd waarin de economische belangen van het Globale Noorden prevaleren en door uitbuiting flink winst kan worden gemaakt op onredelijk goedkope grondstoffen en arbeid. Ook racisme komt hier ter sprake; de combinatie met kolonialisme is interessant en ingewikkeld. Waar niets over gezegd wordt is internationale concurrentie als aanjager van kolonialisme (verbijsterende pagina), dat van alle tijden is, en ook nu nog doorgaat, als je ziet hoe China zich overal inwerkt, van Griekse havens tot Afrikaanse mijnen. Het boek beweert dat kolonialisme een gevolg is van kapitalistische groei; ik denk eerder dat kolonialisme eerst was, en het kapitalisme heeft mogelijk gemaakt. Vrij duidelijk is wel dat dit niet gaat stoppen.
Vreemde sectie, die zegt dat onze democratie in feite niet in staat is om problemen op te lossen ten behoeve van de maatschappij, gezien het democratische deficit (mensen vertrouwen de politiek niet) en de macht van de industriële lobbygroepen op het hoogste politieke niveau. De auteurs leiden daaruit af dat er geen ecologische trendbreuk mogelijk is zonder dat we tegelijkertijd de democratie versterken zodat die een daadkrachtig ecologisch beleid kan voeren, met actieve participatie vanuit de bevolking (de deliberatieve democratie, zoals die ook al werd voorgesteld in Minder is meer). Zou wel eens kunnen kloppen.
Een meer dan terecht pleidooi tegen reclame.
Los van de ecologische crisis zijn er redenen genoeg om een ander maatschappelijk systeem te willen. We noemen er drie. In het kort: de ratrace, het economisch model houdt ongelijkheid en koloniale structuren in stand, en een diepere zingeving gaat verloren. Samengevat: we moeten de richting van onze economie radicaal ombuigen, waarbij een aantal zaken zullen verminderen of stopgezet worden, en heel wat andere zaken meer ruimte zullen krijgen, in de eerste plaats onze levenskwaliteit. Zit iets in, uiteraard, maar dan moeten we wel eerst de juiste verbanden leggen (zoals tussen kapitalisme en kolonialisme), anders gaat ombuigen niet werken. Het globale systeem heeft heel wat meer variabelen dan alleen economische; als we die negeren gaan onze inspanningen niets uithalen. Ook mondiaal werken systemen van het zevende knoopsgat.
Zo op het eerste gezicht lopen de secties 2.1 tot 2.5 hieronder in feite verder op hoofdstuk 1. Ik zie geen reden voor de vreemde structuur van hoofdstuk 2, waar vanaf sectie 6 ineens voorstellen opduiken. Wat er nu is, wat er mis loopt en wat er wenkt, loopt nogal door elkaar, in elk deel.
Dit gaat verder op 1.13, iets uitgebreider en wolliger nog. Na twee keer lezen krijg ik er kop nog staart aan. Een verband met de titel zie ik niet.
Hier gaat het ineens over ecofeminisme, maar wat dat is krijg je niet te lezen. Wel dat het ecofeminisme laat zien dat de twee destructieve overtuigingen in het Globale Noorden, nl. dat we "los van de natuur" en "los van de ander" zijn, onlosmakelijk verbonden zijn en een gemeenschappelijke oorsprong hebben; het ecofeminisme bevindt zich als zodanig op het kruispunt tussen de vernietiging van de natuur en sociale onderdrukking. Sorry, ik ben niet mee. Als die voorstellen er niet aan kwamen (vanaf 2.6) zou ik er hier al mee stoppen. Het meeste raakt nauwelijks de grond.
Interessante vraag. Het boek Hoeveel is genoeg?, van vader en zoon Sydelski, kwam er uiteindelijk op uit dat kwantiteit niet belangrijk is, kwaliteit wel. De behoeften die het goede leven uitmaken, zijn deze: gezondheid, geborgenheid, respect, persoonlijkheid, harmonie met de natuur, vriendschap, en vrije tijd. 'Omgroei' volgt dezelfde strekking, en ventileert veel verzuchtingen over het gebrek aan sufficiëntie van onze huidige manier van leven.
Ik denk dat sufficiëntie wel een bruikbare term is, maar de koppeling aan de vraag "hoeveel is genoeg" is niet OK, want dat gaat over iets anders. Omdat kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit, is het niet de juiste vraag, maar ze wordt wel ingegeven door de huidige gang van zaken, die toont dat 'het' nooit genoeg lijkt te zijn, en die 'het' is de vraag van de markt naar consumptie; zie ook 1.12 over reclame. Anderzijds willen we net ervoor zorgen dat de draagkracht van de natuur (en de maatschappij!) volstaat voor het creëren en bestendigen van welvaart, of eerder welzijn (!); dus het gaat om de sufficiëntie van natuurlijke bronnen. Ik denk dat de auteurs iets gemist hebben.
Dit komt erop neer dat we meer aandacht zouden moeten hebben voor welzijn dan voor welvaart. Nu bereik je ook geen welzijn zonder een bepaalde mate van welvaart; het bevredigen van de meeste behoeften vergt nu eenmaal materialen en energie. Maar de nadruk zou moeten verschuiven naar welzijn, waar die nu te veel op welvaart ligt, onder invloed van de markt die zich wil verrijken aan consumptie. Sinds het neoliberalisme, dat sociaal beleid ten dienste stelt van economische groei, komt daar de druk van puur financieel gewin nog bovenop, waarbij geen rekening gehouden wordt met ecologische beperkingen. Het waanidee dat toenemende welvaart vanzelf ook toenemend welzijn betekent, is een handige uitvlucht voor neoliberalen om hun eigen doelen na te streven. De onderzoekster Tuuli Hirvilammi beschrijft dat proces met een 'deugdzaamheidscirkel', in een interessant artikel The Virtuous Circle of Sustainable Welfare as a Transformative Policy Idea, waarvan de figuren (onvertaald) in het boek worden overgenomen (dat 'virtuous' (deugdzaam) in de tekst wordt vertaald als 'virtueus' doet mijn brein haperen: virtuoos? vicieus? virtueel? knetter, knetter…). De auteurs voegen stiekem wel een eigen versie van de figuur toe, waarin ook uitbuiting, kolonialisme, extractie en imperialisme zijn opgenomen, terwijl de term 'colonial' niet voorkomt in het hele artikel, dat m.i. wel een nuttige poging doet om een realistische transitie 'beyond growth' te schetsen. Anderzijds is te vrezen dat het zal blijven bij een schets, als er geen rekening gehouden wordt met protesten van betrokkenen (bv. boeren en neoliberalen) die hun verworvenheden in gevaar zien komen.
Dit is tot hier toe de interessantse sectie in het boek.
Voorzieningensystemen zijn gericht op het vervullen van menselijke noden, die universeel en beperkt zijn voor iedereen, terwijl toeëigeningssystemen winst of rente uit een systeem halen om de verlangens van een kleine groep te bevredigen, ten koste van de efficiëntie van het voorzieningssysteem. Er is uiteraard een gigantisch conflict tussen de overheid, die moet zorgen voor de voorzieningssystemen, en de markt, die leeft van toeëigeningssystemen. Als de overheid zich dan vooral richt op het floreren van de markt, om toch maar het BBP op peil te houden, dan krijg je uiteraard maatschappelijke spanningen. Deze sectie geeft enkele voorbeelden, maar zegt ook weer niet hoe verworvenheden van de markt kunnen afgebouwd worden. Misschien leren we dat in de volgende secties, bij de voorstellen.
Ook een interessant onderwerp; dat het zoals vele andere eerder oppervlakkig wordt behandeld is hier wel jammer. Maar de boodschap is duidelijk en OK: de essentie is over te stappen van een lineaire economie naar een holistische circulaire maatschappij, en circulariteit moet samengaan met sufficiëntie. En dan kom je vanzelf bij een deeleconomie terecht. Het principe is degelijk; van alles wat je deelt, bv. auto's of gereedschappen (de klassiekers) heb je minder nodig. Tegelijk zorgen herstelateliers voor lokale verbondenheid. Het idee lijkt in elk geval prima, en voor auto's werkt het ook, blijkbaar. Voor gereedschappen en huishoudtoestellen moet ik het nog zien; goed onderhoud gaat nogal eens samen met eigenaarschap; dat zie je ook bij materiaal van verhuurbedrijven. De auteurs pleiten voor een garantie van vijf jaar, en een herstelbaarheid van dertig jaar. Moeilijker moet het niet zijn, toch? Als de wetgever dit voorbij de lobbygroepen krijgt… Een privaat project als Papillon toont de reële mogelijkheden van een deeleconomie.
Als we minder producten kopen en meer delen, dan moeten we ook minder werken, en dat geeft meer levenskwaliteit. Een kortere werkweek zorgt ervoor dat het werk beter kan verdeeld worden tussen zij die nu te hard moeten werken, en zij die willen werken maar nu geen kans krijgen. Lijkt mij toch wat simplistisch voorgesteld, gezien veel, zo niet het meeste, van wat we kopen, niet bij ons geproduceerd wordt. En ik betwijfel of de ideeën die ontstaan in een lokale sociaal-ecologische denktank kunnen geëxporteerd worden. Voor het overige is dit best een interessante sectie.
Dit is eerder oppervlakkig esoterisch, en hier en daar komen woke ideeën naar boven, maar het begrip wordt niet genoemd. Wel belangrijk, maar evengoed ondermaats behandeld, lijkt mij de Agro-ecologie, een ecologische benadering van de landbouw waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke hulpbronnen en diensten, zonder deze te beschadigen.
De auteurs leggen uit dat bedrijven die mens en planeet centraal stellen distributief en regeneratief zijn. 'Distributief' betekent dat gecreëerde waarde wordt gedeeld, bv. via belastingen; 'regeneratief' betekent dat een bedrijf niet hoeft te groeien, maar eerder een optimale schaalgrootte aanhoudt, in functie van de beoogde ecologische en sociale doelstellingen. Hoe we daar geraken is ook weer onduidelijk. Omgroei lijkt doorgaans neer te komen op kleine coöperaties; voorbeelden worden gegeven m.b.t. landbouw, woningen en energie. Dan is ook weer de vraag wat er moet gebeuren met die grote marktspelers, die zo veel mogelijk waarde afromen tussen de producent en de gebruiker. Het gaat bv. om de Boerenbond (zie deze Pano-reportage), of voedselverwerkers (De Croo wil wel verklaren dat boeren te weinig krijgen, maar niet dat verwerkers te veel pakken), en woonzorgcentra. Maar die vraag wordt jammer genoeg niet beantwoord.
Als we echt een omslag willen realiseren, moet de democratie weer greep krijgen op de economie. Terwijl het nu vaak omgekeerd is. Het feit dat Europa een register van lobbyisten aanlegt en ijvert voor transparantie zegt veel. De auteurs zien ook hier heil in coöperaties, omdat die in handen zijn van een groot aantal burgers, en zorgen voor sterke lokale en regionale verankering van de economie. De term 'donutbedrijven' is al enkele keren opgedoken, zonder definitie; waarschijnlijk gaat het om bedrijven die opereren onder de maximaal draagbare ecologische belasting en boven het minimaal gewenste sociale welzijn, zie ook Donut-economie. Het komt erop aan een maatschappelijk kader te creëren dat de voortrekkers van een omgroei-economie maximaal ondersteunt, terwijl het andere bedrijven door wetgeving, fiscaliteit en rapportering duwt in de richting van de donut-economie. Bijvoorbeeld met een minimum vennootschapsbelasting van 25% wereldwijd.
Af en toe krijg je een zin voorgeschoteld die ergens wringt, zoals deze: "als de focus ligt op het voorzien in de basisbehoeften, vraagt dit om het denken in voorzieningssystemen". Dit klopt logisch gezien niet: het voorzien in basisbehoeften vraagt altijd om het denken in voorzieningssystemen; of de focus ligt op het voorzien in basisbehoeften staat daar los van. Om niet over die zin te vallen moet je je denkniveau verlagen, en dan doe je dat ook op andere plaatsen. Als het boek niet té oppervlakkig overkomt is dat de reden. Ook vreemde redeneringen en conclusies hebben dat effect. Deze opmerking staat overigens los van deze sectie; ze geldt voor het hele boek.
Wat de inhoud betreft, dit gaat dus over het bepleiten van universele basisdiensten: schone lucht en zuiver water, voeding, zorg, onderwijs, huisvesting, energie, veiligheid e.d.; zie ook de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die door zeer veel landen onderschreven is, maar niet bindend is.
De invulling kan sterk variëren naargelang verschillende culturen en plekken. In ons land bieden de duurste woonzorgcentra de minste dienstverlening, omdat ze in handen zijn van beursgenoteerde bedrijven die de centra zien als plekken van winstmaximalisatie, waarbij het logisch is dat je bespaart op personeel en dienstverlening. [..] De overheid kan hier ingrijpen; zij is verantwoordelijk om aan iedereen toegang tot basisdiensten te garanderen. Het zou pas interessant zijn te onderzoeken waarom dat niet gebeurt, maar zover komt het niet; dit vind ik toch een minpunt van het boek. Hoewel ik nog moet zien of andere boeken dat wél doen… De socialistische visie, die alle basisdiensten door de staat wil laten organiseren en financieren, verschilt van die van de ecologisten, die wil dat de overheid de grondrechten garandeert, maar dat niet in tegenspraak ziet met zelforganisatie van burgers.
Het Globale Noorden buit het Globale Zuiden nog steeds uit bovenop de rijkdom die al weggenomen is tijdens de koloniale periode. Het is belangrijk om de neokoloniale relatie met het Globale Zuiden te verbreken. Daarna volgen weer enkele redeneringen die wijzen op een onrealistische visie. Kolonisatie is van alle tijden, en verdwijnt niet als het "Globale Noorden" dat zou willen. Áls het Noorden dat al zou willen. Financieel wordt het Globale Zuiden onder controle gehouden door de Wereldbank en het IMF. Hoe gaan we dát veranderen, om te beginnen? Evenredige vertegenwoordiging, ja, maar wie gaat dat regelen? Het Noorden?
Dit begint met burgerpanels. Een positieve ontwikkeling, lijkt mij; ik zou wel eens willen meedoen. Tussendoor toch een realistisch zinnetje: het is naïef om te denken dat politici hun macht zomaar zullen afstaan. En dan gaat het verder over demonstratierecht, over het feit dat veranderingen die ten goede komen aan ondervertegenwoordigde groepen moeten afgedwongen worden, dat toekomstige generaties geen stem hebben in onze democratie, en dat burgers zich niet gehoord voelen. Moeilijk terrein, toch. Maar ook weer oppervlakkig behandeld.
Nog een verhaaltje uit de toekomst. Droom zacht.
Di is een kort hoofdstukje (12 p.). Qua structuur lijkt het bedoeld te zijn als samenvatting, maar qua inhoud komt het eerder verwarrend over. In de inleiding willen twee voorbeelden aantonen dat er voor succesvolle veranderingen veel voorbereiding en volharding nodig is.
De diepe onzekerheid ten gevolge van sterk stijgende ongelijkheid, ecologische ontwrichting en snelle digitalisering maakt dat mensen terecht openstaan voor verhalen van sociale bescherming. De rest is vaag.
Recent onderzoek bevestigt dat radicale flanken van sociale bewegingen de steun voor de gematigde delen ervan kunnen (?) doen toenemen. Hoewel de gematigden niet veranderen, ogen ze minder radicaal, waardoor ze meer steun verwerven. Ik heb mijn twijfels.
Terug naar het ecofeminisme. De Amerikaanse ecofilosofe Val Plumwood schreef in 1993 dat de nieuwe coalitie kan ontstaan als de verschillende emancipatorische bewegingen die werken rond klasse, gender, natuur en diversiteit, de krachten bundelen om te komen tot een grootschalige sociaal-ecologische strijd. Ik haak af. Gender (woke argument) heeft er niets mee te maken, biodiversiteit is symptoombestrijding.
Ik denk dat dit gaat over de manier waarop grote veranderingen kunnen georganiseerd worden. In feite een zeer interessant onderwerp, maar dit stukje tekst biedt geen handvatten.
Onduidelijk, chaotisch, esoterisch; terug naar af.