Mentale problemen: praten we onszelf een diagnose aan?

Onlangs las ik een artikel in De Standaard, over het "aanpraten" (mooi woord) van een stoornis. Is het mogelijk dat we een mentaal probleem kunnen oplopen net door erover te (horen) praten? In dat artikel komen diverse bronnen aan bod, waardoor het m.i. een evenwichtige kijk biedt op deze hypothese. Een filering leverde hier en daar wat basale fouten op (vooral gebrekkige aspectscheidingen), maar legde vooral een verband met een eerder besproken oer-aspectscheiding, die tussen soma en psyche, of lichaam en geest. Terloops sleur ik er nog wat systeemanalyse bij, die via een analogie wijst op het gevaar van digitalisering (die feilbare menselijke kracht vervangt door feilbare technische mechanismen), en meteen ook de macht van het neoliberalisme verklaart.


Iedereen heeft autisme, OCD, ADHD of een angststoornis: praten we onszelf een diagnose aan?

Praten hélpt. Maar kan het ook zijn dat we te veel praten over onze psyche? En op de verkeerde manier? "Een therapeut geneest niet alleen, hij kan iemand ook een stoornis aanpraten."

Ann-Sofie Dekeyser, 4 mei 2024, De Standaard

In amper een paar decennia tijd heeft zich een opmerkelijke evolutie voltrokken. Terwijl psychische problemen eerder een bron van schaamte en stigma waren, vertellen we vandaag gretig op café over onze bezoekjes aan de therapeut, stroomt Tiktok over met getuigenissen over ADHD en trauma, en kijken we aan de schoolpoort haast verbaasd op als er een gezin passeert waarvan niet minstens één kind gediagnosticeerd is met een autismespectrumstoornis of hoogbegaafdheid. Praten over geestelijke gezondheid is voor een groeiende groep mensen geen taboe meer. Een goede zaak. Mensen voelen een vrijheid om zich te uiten die ze voorheen niet hadden. Goede informatie over psychische problemen helpt hen om te begrijpen wat ze doormaken, dat ze daar niet alleen in zijn en dat er hulp bestaat. Maar is praten altijd heilzaam? Heeft de sterke focus op de individuele mentale gezondheid bijwerkingen? Meteen twee totaal verschillende vragen. Door ze zonder deze aspectscheiding bij elkaar te plaatsen wordt een verband gesuggereerd dat er niet is. Verder geen probleem.

Het klinkt paradoxaal: hoe groter het aanbod aan therapieën en therapeuten, hoe alarmerender de cijfers over ons mentale welzijn. (1) Met deze formulering zie ik niet dadelijk een paradox. Therapieën en therapeuten vormen een markt die zichzelf wil in stand houden en zien groeien, en alarmerende cijfers zijn goed voor de omzet. Ideaal zou zijn als een sector als de psychologische hulpverlening, of zelfs elke corrigerende of beschermende sector (gerecht, verzekeringen, politie, gezondheidszorg, farma, …), zichzelf weet te verkleinen door preventief te werken i.p.v. curatief. Maar zo werkt de maatschappij blijkbaar niet, vooral omdat preventie niets vermag tegen de slechte kantjes van de mens (in hetzij de bevolking, hetzij de sector zelf). (2) Het omgekeerde zou echter logischer zijn: hoe alarmerender de cijfers over ons mentale welzijn, hoe groter het nodige aanbod aan therapieën en therapeuten. De formulering hierboven lijkt al dadelijk de hypothese te willen bevestigen. Beetje voorbarig. Doorgaans worden hoge prestatiedruk, oorlog, klimaatcrisis en andere beangstigende evoluties in de wereld daarvoor als verklaring gegeven. Of de sociale media, die de baarlijke duivel (zouden) zijn (mijn haakjes). Allemaal stressfactoren. Flip Jan van Oenen ziet echter ook een causaal verband. "De hulpverlening zélf leidt ook tot meer psychische problemen", stelt de arts, systeemtherapeut en auteur van Het misverstand psychotherapie. En ik dacht dat ik al een boude uitspraak gedaan had…

Gezien het enorm toegenomen aantal psychologische interventies zou je verwachten dat de problemen slinken. Het tegendeel is waar. Cijfers van de Public Mental Health Monitor 2023 (van Zorgnet Icuro) tonen dat een op de vijf volwassen Vlamingen in de afgelopen twaalf maanden voldeed aan de criteria van een psychische stoornis. Vreemde uitdrukking… Dergelijke criteria worden beschreven in de DSM of "Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders" die de psychische toestand van de maatschappij mee lijkt te bepalen. Het gevaar van een richtlijn als de DSM (en eigenlijk alle andere richtlijnen) is dat er minder (of door sommigen niet meer) wordt nagedacht bij het gebruik daarvan. Tegelijk zijn richtlijnen noodzakelijk omdat ze een gemeenschappelijke taal en structuur bieden, zodat we elkaar beter begrijpen. Het vermijden van basale fouten in dergelijke richtlijnen is dan ook primordiaal. In vergelijking met twintig jaar geleden zijn er meer psychische stoornissen (of ze zijn meer benoemd en/of geregistreerd dan voordien) en beginnen de klachten gemiddeld op jongere leeftijd (idem; anderzijds zijn stressfactoren sterk toegenomen, o.m. door de neoliberale economie en menselijke hebzucht (en sociale media, ja); de toename van psychische stoornissen is dan de kanarie in de koolmijn). "De problemen nemen niet toe ondanks de toegenomen hulp, de problemen nemen toe omdat er zoveel hulp wordt aangeboden." Hij houdt vol; toch wat kort door de bocht, vind ik. (1) De semantiek had beter gekund: bedoeld wordt dat de problemen wél toenemen; de eerste deelzin lijkt het omgekeerde te beweren. (2) In elk systeem komt de reactie met een vertraging. Van Oenen beweert dus dat een ruimer aanbod aan hulpverlening de vraag zou hebben aangetrokken; dat is niet wat de wachtlijsten bij psychische hulpverlening aantonen.

Dat het simpelweg steeds slechter zou gaan met iedereen (waardoor de hulpvraag zou stijgen) vindt Van Oenen een discutabele uitleg, "aangezien de welvaarts- en gelukscijfers onverminderd hoog zijn bij de bevolking. Dat is de economische visie, ook te kort door de bocht. Als gevolg van gebrekkige aspectscheidingen in onderzoeken en/of rapporteringen (bv. gaat het om bevolking algemeen of groepen of individuen), vertellen de cijfers zelden wat er precies aan de hand is (m.a.w. de cijfers vormen dikwijls een vlag-en-ladingprobleem). Er is trouwens maar een beperkt verband tussen "hoe slecht het met iedereen gaat" (wat op zich al een framing inhoudt), en een tekort aan hulpverlening, omdat niet iedereen met wie het slecht gaat hulp zoekt (zie datzelfde rapport van Zorgnet Icuro: 4 op 5 willen het zelf oplossen). De epidemie van psychische stoornissen geeft niet weer dat het zoveel slechter met ons gaat, maar wel dat we veel meer geneigd zijn om alles te framen als een stoornis." Het zou kunnen (1) dat het inderdaad slechter gaat met ons, en het zou ook kunnen (2) dat we meer geneigd zijn 'alles' te framen als een stoornis, maar het één sluit het ander niet uit. Toch wel een gebrekkige aspectscheiding, vind ik, ook al valt ze misschien niet dadelijk op. Van Oenen kiest één van beide aspecten, en negeert het andere. We kunnen dat ook zien als een foutieve procedure; als je een deel van de realiteit negeert als input in je beoordeling, dan is ook de output daarvan niet correct.

"Vroeger voelden we ons al eens somber, nu hebben we een depressie. Hmm… We zijn niet meer zenuwachtig, maar kampen met een angststoornis. Hmm… En een moeilijk moment is al gauw een trauma." Is dat niet een puur semantische kwestie, de overdrijving als onschuldige stijlfiguur? Met een depressie of een angststoornis riskeer je antidepressiva voorgeschreven te krijgen; dus neen, een onschuldige stijlfiguur zou ik dat niet noemen. Dat kwetsbaarheid en pech (dat zijn wel sterk verschillende aspecten, het ene persoonlijk, het andere niet) worden gepathologiseerd (beschouwd als aandoeningen, wat in het geval van pech alvast niet kan) maakt dat mensen zich steeds afhankelijker voelen van hulpverleners. Omdat er de suggestie van uitgaat dat je stoornissen en diagnoses niet zelf kunt oplossen, maar dat er experts voor nodig zijn. Zo voedt de geestelijke-gezondheidszorg zichzelf." (1) Met het negeren van begrijpelijke oorzaken van toegenomen problemen zit hij uiteraard fout, maar met die laatste twee zinnen heeft hij wel een punt. Die suggestie van hulpeloosheid is trouwens niet per se gebonden aan een overaanbod van hulpverlening; er zijn allicht nog andere oorzaken, zoals doorgeschoten identiteitskwesties, of het zoeken naar een verantwoording voor een gebrek aan werkgoesting. (2) Dat een mens "stoornissen en diagnoses" zelf zou leren oplossen, zou natuurlijk mooi zijn, maar begin daar maar eens aan, met een allesoverheersende medische sector, somatisch en psychisch, die daar anders over denkt. (3) Dat "mensen zich afhankelijk voelen van hulpverleners" geldt uiteraard niet voor iedereen. (4) Elk levend wezen, van een amoebe tot de VN, voedt zichzelf, tenzij het dood wil.

Aangeleerde hulpeloosheid dus. "Voor alle duidelijkheid: ik ontken de pijn niet. Mensen die kampen met mentale worstelingen kunnen echt lijden. Het komt vreemd over dat iemand die dergelijke uitspraken doet iets zegt over de pijn van anderen. Maar de suggestie dat therapie dat kan wegnemen, is ijdel. Interessant… Psychotherapie (andere therapieën worden hier genegeerd) is veel minder effectief dan over het algemeen wordt aangenomen (het onderwerp van Van Oenen's boek). Zou kunnen, voor zover over het algemeen wordt aangenomen dat psychotherapie effectief is. Het idee daarover maakt wel een groot verschil in het proces: wie denkt dat psychotherapie helpt zal meer geneigd zijn er gebruik van te maken. Slechts een kwart van de mensen die therapie volgen is daarmee beter af dan zonder. Ik kan mij daar iets bij voorstellen, maar een bronverwijzing was hier wel nuttig geweest. Een interview met Van Oenen daarover vind je in EOS. En bij degenen die er baat bij hebben, helpt het vaak maar een klein beetje. Door hun heil te verwachten van therapie benutten mensen hun eigen copingmechanismen niet meer, waardoor ze almaar minder oplossingen weten te vinden en hun problemen verergeren." Zo beïnvloedt de manier waarop we over geestelijke gezondheid praten ook hoe we ons voelen. Zou wel eens kunnen kloppen. Ik zie niet dadelijk een toepasselijke basale fout, maar wel een systeemprobleem dat zich op allerlei vlakken afspeelt. (1) Veronderstel dat je zelf een mentaal probleem hebt, dat je zelf wil oplossen. Dat zou wel eens kunnen tegenvallen, want je kan een probleem maar moeilijk oplossen met dezelfde elementen waardoor het ontstaan is, in dit geval je eigen lichaam en geest (voor zover dat niet één pot nat is; zie ook Stress, het lijf, en het brein). Wat dikwijls helpt is dat je probeert je gedachten te externaliseren door ze op te schrijven. Je interne processen, met geheugen, gevoelens en emoties, heb je immers niet onder controle. Wat je extern ziet en hoort, daar kan je gemakkelijker over nadenken. Ga je verder dan je eigen gedachten, bv. door een boek te lezen, of een arts of therapeut te raadplegen, dan wordt het systeem gevoelig voor externe factoren. Je toets je gedachten aan wat je leest in een boek of bespreekt met een therapeut; de effectiviteit van dat proces is dan helemaal afhankelijk van de inhoud van het boek of het inlevingsvermogen en de expertise van de therapeut. In de beide gevallen ben je de oplossing van je probleem aan het uitbesteden (!). Bij een therapeut heb je nog een wisselwerking, zodat de therapeut zich aan jou kan aanpassen; met een boek heb je die aanpassing niet, en ben je zelfs geneigd je eigen gedachtegang aan te passen om overeen te komen met de inhoud van het boek (een gevaar dat trouwens ook bestaat met een therapeut). Conclusie: wat je zelf doet, doe je misschien wel beter, als het over je innerlijke gaat. (2) Bijkomend fenomeen: use it or lose it. Naarmate je meer van dergelijke processen uitbesteedt verlies je de capaciteit om je probleem zelf op te lossen, en om je denkproces bij te sturen. Zoals de auteur het zegt: je benut je eigen copingmechanismen niet meer, en dan verlies je die ook. (3) Precies hetzelfde probleem heb je overal waar individuen of organisaties anderen inschakelen in hun oplossingsproces, zoals het inhuren van externe consultants om een bedrijfsprobleem op te lossen, of het gebruik van ChatGPT om een samenvatting te maken. (4) Maar dit probleem is niet altijd te vermijden. Als je eigen capaciteiten niet volstaan zit er niets anders op dan hulp te zoeken, maar daar kan je dan wel iets van leren. Dus dat externe proces heb je ook nodig om interne probleemoplossende capaciteit op te bouwen. Je kennis van je eigen innerlijk is echter belangrijk; een boekauteur of therapeut kan die niet vervangen.

Konijnenhol

"Heb jij autisme? Doe de test." "Vijf symptomen die erop wijzen dat je ADHD hebt." "Zeven tekenen van posttraumatisch stresssyndroom." "Impostersyndroom is niet gewoon een laag zelfbeeld. Het is een reactie op een trauma uit de kindertijd. Dat sarcasme neemt niet weg dat de kindertijd een bron kan zijn van veel psychologische problemen. Destructieve ideeën die in je brein geraken wanneer dat nog volop in ontwikkeling is, probeer die er later maar eens uit te krijgen. Volg deze cursus en word de beste versie van jezelf." Op sociale media struikelen de influencers over elkaar die ons meer bewust willen maken van mentale problemen en ze zijn goed voor ettelijke miljoenen views. Zoek op Instagram #trauma en je komt terecht in een konijnenhol van geestelijke ellende. Blijf beter weg van asociale media. Volgens de zoekmachine Listen Notes zijn er al meer dan 9.000 podcasts met het woord 'trauma' in de titel. En in chatgroepen delen jongeren hun symptomen en diagnoses aan de lopende band, inclusief door alle deelnemers begrepen afkortingen als OCD (obsessive compulsive disorder), GAS (gegeneraliseerde angststoornis) en PTSS (posttraumatische stressstoornis).

Kunnen mensen zich onbewust naar een ziektebeeld modelleren, met het risico op een selffulfilling prophecy? Van Oenen: "Termen als depressie of andere categorieën uit de DSM (de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, die alle psychiatrische aandoeningen met bijbehorende symptomen bevat, red.) zijn eigenlijk beschrijvingen van verschijnselen: je komt moeilijk je bed uit, voelt je futloos, hebt geen eetlust, enzovoort. Maar ergens in het begin van deze eeuw heeft een kentering plaatsgevonden en zien we die beschrijvingen ineens als verklaringen. 'Oh, nu begrijp ik wat ik heb: een depressie, daar komt het door. Vanuit de behoefte om jezelf te vatten en verklaren kun je jezelf dus een diagnose aanmeten. Een eerder bedekt, maar wel groot vlag-en-ladingprobleem: wat een naam krijgt bestaat ineens, en gaat een eigen leven leiden. Het gevolg is dat je de aandacht verliest voor de fenomenen die aanleiding waren voor de creatie van het nieuwe begrip. Dit mogen we niet te licht opnemen. Kijk even op Wikipedia naar de pagina over burn-out (niet dat die zo goed is, maar als voorbeeld kan die hier wel dienen). Daar staan een aantal symptomen beschreven. Door de combinatie van enkele van die symptomen, of allemaal, te benoemen als 'burn-out', en verder enkel over burn-out te spreken, en daarvoor therapieën te ontwikkelen, zoals de coaching sector dat doet, verlies je de aandacht voor de individuele symptomen, en daarmee ook de mogelijkheid om naar de oorzaken daarvan te zoeken. Bovendien is er sprake van burn-out "als aan ten minste drie criteria is voldaan" (uit een lijstje van acht), wat een extra vlag-en-ladingprobleem creëert, vermits 'burn-out' kan slaan op totaal verschillende groepen van criteria. Zie ook de blogartikelen over burn-out. Daarnaast zijn er studies die aangeven dat – vooral bij de jeugd – het benoemen van bepaalde pathologische termen ook het lijden aanjaagt. Zo zouden automutilatie en suïcidepogingen zijn toegenomen onder invloed van filmpjes op sociale media daarover." (1) Dit is de reden waarom na elke TV-uitzending waar het over zelfmoord gaat wordt verwezen naar de zelfmoordlijn 1813. (2) Als we over sociale media beginnen ben ik eigenlijk niet mee, nooit geweest. Ik ben geneigd veel van de problemen met de huidige jeugd aan sociale media te wijten, louter op basis van wat daarvan in de klassieke media verschijnt. Ik blijf er ver vandaan.

Al in 2001 schreef psychiater Derek Summerfield dat de constructen uit de psychologie dat risico in zich dragen. "Individuen zullen wat ze voelen, zeggen, doen en verwachten grotendeels doen passen in heersende verwachtingen en categorieën." Psychologe Lucy Foulkes (University of Oxford) beaamt dat in haar boek What mental illness ­really is (and what it isn't): "Er is geen absolute grens tussen mensen met 'normale' angst (die zo nu en dan eens opduikt) en mensen met 'klinische' angst (die in de DSM beschreven staat). Het is een geleidelijk spectrum met duizend tinten grijs. Maar dat gaat verloren in de publieke conversatie." Conversaties, zowel publiek als tussen individuen, werken doorgaans polariserend, omdat grijstinten cognitief moeilijk te verwerken zijn in een conversatie. Als we maar blijven herhalen dat psychische stoornissen veel voorkomen en dat iedereen ze kan krijgen, dreigen sommigen volgens Foulkes in hun negatieve gevoelens (zoals angst) tekenen te zien van een stoornis. Inderdaad een gevaar. Dat kan een selffulfilling prophecy zijn (een voorspelling die zichzelf waarmaakt: wie van zichzelf denkt dat hij angstiger is dan anderen wordt ook angstiger). Mensen zullen sneller terugdeinzen voor (sociale) activiteiten en andere situaties die buiten hun comfortzone vallen, stelt ze. "Dat vermijdingsgedrag en die isolatie verergeren de angst op lange termijn. Op die manier kan de angst voor een angststoornis tot een angststoornis leiden." Misschien is angst voor een angststoornis op zich al een angststoornis? Omdat dit klinkt als onzin speelt er allicht ergens een basale fout; ik heb ze niet uitgeplozen.

Slaapt u wel goed? Voelt u zich soms overprikkeld? Hebt u het moeilijk om zich te concentreren? Voelt u zich af en toe angstig? Doet mij denken aan Van Deudekom. "Een therapeut geneest niet alleen, hij kan iemand ook een stoornis aanpraten", meent psychiater en filosoof Damiaan Denys. Want: wie is nooit eens slecht uitgeslapen, of overprikkeld, of angstig…? "Geestelijke-gezondheidszorg is ook een business, waarin mentaal lijden als product wordt geconcipieerd." Van Oenen is niet alleen.

Ze opkroppen is het slechtste wat je kunt doen met emoties, luidt de volkswijsheid. Maar er is ook een fenomeen dat co-rumineren heet: het excessief bespreken van problemen kan psychische klachten doen toenemen in plaats van afnemen. Al dat herkauwen van onaangename, heftige, stressvolle emoties onder vrienden versterkt de vriendschapsbanden, maar riskeert, net als overmatig gepieker, depressieve gevoelens en mentale onrust in stand te houden. Dat zou vooral bij meisjesvriendschappen voorkomen.

Ik ga nog even verder op wat hoger is beschreven, omdat daar nog een element ontbreekt. (1) Als ik een intern probleem in mijn lichaam of mijn hoofd (of hart of darmen voor mijn part) wil oplossen, dan zijn voor de hand liggende methoden om daarmee om te gaan enerzijds louter overdenken, anderzijds beschrijven, erover lezen, en/of bespreken, zoals hoger beschreven. (2) Tegelijk krijg je, los van je eigen initiatief, ook andere externe signalen, dingen die je ziet of hoort en die je misschien op je eigen situatie gaat toepassen. Die twee denkprocessen (1 geïnitieerd door jezelf, 2 door de buitenwereld) lopen uiteraard door mekaar. Wat in deze tekst wordt besproken is in feite enkel proces (2): het aanpraten van problemen, of het ongewenst beïnvloeden van je innerlijk, door de omgeving. Dan is de volgende vraag misschien op welke manier we dat probleem van ongewenste beïnvloeding kunnen vermijden, zeker (2) vanuit de buitenwereld, maar evengoed (1) vanuit je binnenwereld (weliswaar in de wetenschap dat een systeem zichzelf niet kan controleren, dus één of andere vorm van externaliseren, bv. beschrijven, is wel noodzakelijk). Dit vereist een soort definitie van je innerlijk, tenminste van de behandelde aspecten daarvan, zodat je weet wat je wil behouden of wil wijzigen. De enige methode om die definitie te krijgen is introspectie (zoals gewoonlijk is de Engelse versie Introspection uitgebreider). Misschien vertel ik hier dingen die mij in de psychotherapeutische hel doen belanden; ik ben ook maar een simpele ingenieur, oud geworden met de basiscyclus voor probleemoplossing in het achterhoofd (iets als: problematisch systeem > probleem beschrijven > oplossing bedenken > oplossing invoeren > verbeterd systeem), en krijg dat er maar eens uit. Het komt er dus op neer de problematische en de verbeterde versies van je innerlijk systeem te definiëren om iets te kunnen verbeteren. Die definitie is noodzakelijk om het verbeterproces zelf in de hand te houden. Lukt dat niet, dan ben je aangewezen op externe processen, en wordt je ook vatbaar voor ongewenste externe beïnvloeding. Die invloed is op zich weer niet per se te mijden, maar als therapie in slechts 20% van de gevallen werkt, en antidepressiva nog veel minder, dan is die externe invloed toch niet bepaald effectief. Eén en ander komt erop neer dat je soms ongewild of ongemerkt wordt beïnvloed door externe factoren, wat een verklaring is voor de hypothese in dit DS artikel die zegt dat we ons een diagnose kunnen aanpraten. Een belangrijk punt is hier het spanningsveld tussen je innerlijk en externe factoren, met twee aspecten: een externe factor veroorzaakt meer innerlijke reactie (1) naarmate die factor sterker is, en (2) naarmate die factor tegenstrijdig is met je innerlijke overtuigingen. Bij dat laatste punt is het dan weer van belang om die innerlijke overtuigingen te kennen; hoe minder je die kent, hoe gemakkelijker je door externe factoren wordt overtuigd. De media vormen een onuitputtelijke bron van beïnvloedende elementen, vermits gelijk wie met goede en slechte bedoelingen daarin kan publiceren, terwijl zeker 'sociale' media voor een gedwee en zelfs verslaafd publiek zorgen. Dat geldt voor allerlei soorten informatie, dus ook voor berichten over economie en politiek. Op die manier is sinds de jaren '40 het neoliberalisme geleidelijk aan in de geesten binnengedrongen. Hayek en konsoorten hebben met opzet geen expliciete beweging gesticht, omdat die meer in het oog zou lopen en daardoor gemakkelijker kritiek zou krijgen, door het proces dat hierboven is beschreven (controversiële input veroorzaakt reactie). Door in de plaats daarvan de elementen van neoliberalisme regelmatig en zonder veel heisa op het publiek los te laten, o.m. via het opkopen van media (toen nog enkel kranten en radio), kwam er weinig of geen weerstand, en gingen meer en meer economen en politici geloven dat neoliberalisme OK was. Met andere woorden: we hebben onszelf het neoliberalisme aangepraat. Vanaf 1980 heeft dat geleid tot eerder grote en nefaste wijzigingen in de marktwerking; zie o.m. in De Ongelijkheidsmachine, en in Neoliberalisme.

Uitgehold

"Praten is niet per definitie beter dan zwijgen", stelt ook Denys (de psychiater/filosoof). "Ja, het is gunstiger dan alcoholisme (een methode om je intern ongemak te dempen) of iemand in elkaar slaan (heeft Denys een agressieprobleem?). Maar soms is stilte heilzamer dan woorden. Zeker voor wie elke dag over zijn problemen praat (huh?)."

"Veel nadenken over mentaal welzijn creëert mentaal onwelzijn. Niet per se. Nadenken is een moeilijk vatbaar proces op de grens tussen innerlijk en omgeving. Mijmeren en rumineren blijven doorgaans intern, gestructureerd nadenken neigt naar extern, weliswaar met je eigen geheugen als hulpmiddel. Zodra je iets gaat noteren zit je helemaal extern. We diagnosticeren en beoordelen de hele dag door publieke figuren, vrienden, familie, collega's en vooral: onszelf. Onszelf beoordelen doen we niet gauw, denk ik; onszelf vergelijken met anderen (een stressbron) des te meer. Mensen merken dat ze niet kunnen voldoen aan het ideaalbeeld van de maakbare mens die op alle vlakken scoort (dat vooral via asociale media wordt verspreid) en gaan naar zichzelf kijken als zieke mens. Nou, nou. Ze hebben het almaar moeilijker om angst, somberheid en dergelijke (als interne verschijnselen) te accepteren." Zelfvertrouwen helpt daartegen.

Volgens hem onderschatten we onze veerkracht. "Tegenwoordig kan alles worden uitbesteed. Heb je examens, dan kun je naar de faalangsttherapeut. Ga je trouwen, dan kun je al bij voorbaat een koppelcoach in de arm nemen. Zo ondergraaf je je eigen vermogen om te leren uit confrontaties met de werkelijkheid." Zoals ik hoger al beweerde. Waarheden als een koe zijn met uitsterven bedreigd, maar dit is er wel één. Zie ook Van Oenen, hoger: mensen benutten hun eigen copingmechanismen niet meer. Als ik dat doortrek naar de techsector vrees ik dat de actuele neiging om alle menselijke processen te digitaliseren het begin van het einde van de menselijke beschaving betekent. Niet alleen omdat de mens daardoor zijn capaciteiten verliest, en daarmee zijn veerkracht, maar ook omdat digitale systemen niet de sociale capaciteiten van mensen hebben, en in de praktijk zelden of nooit foutvrij zijn en dus bijkomende stress genereren (zie de artikelen over ICT-ellende, waarin nog alleen de grootste ergernissen worden beschreven). De niet aflatende neiging om zo veel mogelijk te digitaliseren wordt vooral direct aangejaagd door managerialisme, indirect door neoliberalisme.

"Trauma was ooit een enorm heftige gebeurtenis in levensbedreigende omstandigheden die je besef volkomen te boven gaat. Nu is gepest worden ook al traumatisch", vertelt Denys. "Concept creep heet zoiets: termen die met psychisch leed te maken hebben worden voor steeds meer uiteenlopende zaken gebruikt. Daardoor raken die termen uitgehold en verliezen ze aan inhoud." Had ik al iets gezegd over vlag-en-ladingproblemen?

Die verruiming heeft nog andere consequenties. Van Oenen ziet termen uit de psychologie en psychiatrie misbruikt worden, "als een soort ontschuldiging: je kunt niets aan je gedrag doen, het is een aandoening die je overkomt, in plaats van een te overwinnen moeilijkheid die bij het leven of bij die levensfase hoort". Diezelfde runderwaarheid. Ik vind het trouwens sterk van de auteur om dit allemaal bij elkaar te leggen. Ook Denys ziet het fout gaan. "Een leraar die voor een klas staat met een moeilijk handelbare leerling adviseert ouders om met hun kind naar de dokter te gaan. De leerling krijgt een diagnose en medicijnen. Zodat de klas rustig blijft. Hadden ze de oorvegen maar niet moeten afschaffen. Die wildgroei aan diagnoses legitimeert therapie, medicatie en bepaald gedrag. En zo raakt de norm weer wat opgeschoven. Wie is de volgende leerling die wat lastig doet?" Het gevolg volgens hem: stijgende kosten voor de staatskas en groeiende wachtlijsten in de zorg. Een hele veestapel. Dit gaat wel tegen de hypothese van het artikel in…

Therapiepraat als omgangstaal

We zijn niet alleen méér, we zijn ook ánders gaan praten over onze worstelingen en besognes. We zijn meer psychologisch onderlegd dan ooit, lijkt het. Hechtingsstijlen, toxische mensen (en vooral toxisch leiderschap), narcisme, zelfzorg, gaslighting (psychologische manipulatie), triggers, … we praten in diagnoses. Een klootzak is een narcist. Iemand die vervelend doet, is toxisch. Een kind is geen etter, het heeft ADHD. Maken we graag schema's en Excel-sheets, dan noemen we onszelf "nogal autistisch", en wie zijn kasten graag netjes organiseert, heeft algauw OCD (obsessive compulsive disorder, een dwangstoornis)(zie ook Perfectionisme: een misverstand ontrafeld). Therapiepraat is onze omgangstaal geworden.

"Er is een groeiende behoefte om sterke bewoordingen te gebruiken voor gedrag dat als afwijkend wordt beschouwd", stelt Vivien Waszink, onderzoeker van nieuwe woorden aan het Instituut voor de Nederlandse Taal. Is dat gevaarlijk? "Als taalkundige zeg ik dat het vooral heel normaal is dat taal evolueert en woorden bredere of meer betekenissen krijgen. Als mensen zeggen: ik was zaterdag zo depressief, dan heeft dat weinig te maken met de klinische diagnose depressie. Die betekenissen bestaan gewoon naast elkaar. Ook in Van Dale." Wel wat opletten met taalkundigen; die kennen ook iets van co-rumineren onder elkaar. Zie ook de artikelen over taalkwesties, waaruit blijkt dat taalkundigen de evolutie van de spreektaal belangrijker vinden dan de stabiliteit van de standaardtaal.

De nieuwe terminologie geeft ons volgens Waszink meer begrippen om over onze geesteswereld te spreken en emotionele ervaringen te beschrijven. "Denk aan MeToo: met termen als 'toxisch gedrag', 'onveilig' in een emotionele betekenis en 'over grenzen gaan' kunnen mensen makkelijker hun verhaal vertellen." Dat soort taal heeft dus een belangrijke functie. (1) Welke bedrijfsomgeving is tegenwoordig níet toxisch? Zie ook Wat is een goede baas?. (2) Maar dit biedt ook een andere kijk op de problematiek in dit artikel. Is MeToo gegroeid omdat termen als "toxisch gedrag" bekender werden? Of zijn die termen bekend geworden door MeToo? Hetzelfde kan je zeggen van mentale problemen. Is er meer autisme omdat die term bekender geworden is (en we ons dus een diagnose aanpraten, zoals dit artikel beweert), of is de term bekender geworden omdat er meer autisme is? Ik vrees dat we hier niet uit geraken. Immers, dat er meer autisme is kan ook betekenen dat het meer gediagnosticeerd wordt, omdat het beter of algemener gekend is. Er is geen referentie om te bepalen wat het meest waar is. Tenminste als we over de autisme geen andere informatie hebben (of willen bekijken) dan de frequentie. Als we de somatische of psychische oorzaken van autisme zouden kennen (maar de kans is klein dat de huidige medische wetenschap die ooit vindt; zie ook De CVS-mythe), kunnen we die afwegen tegenover de bekendheid van de term als oorzaak van de verhoogde frequentie.

Op Tinderprofielen zetten mensen afkortingen als ENFJ (extraverted, intuition, feeling en judging ofwel een 'protagonist'), ISTP (introverted, sensing, thinking en perceiving ofwel 'een virtuoos') en andere persoonlijkheidstypes uit de Myers-Briggs Indicator, een psychologische test. Waszink:"Dat soort begrippen is heel populair in datingtaal. Je kunt er mensen mee in hokjes vangen en dat doen we zo graag. Zie hoger: conversaties neigen naar polarisering, nuances of grijstinten zijn cognitief veel moeilijker. Bovendien is het fijn om een verklaring te vinden voor gedrag – dat van een ander of van onszelf. Als je aan het daten bent met iemand en die laat plots niets meer van zich horen, hoef je het niet bij jezelf te zoeken. Je kunt gewoon zeggen dat die persoon een onveilige hechtingsstijl heeft en is weggelopen uit bindingsangst. En het komt nog gefundeerd over, ook." Het drama van het daten. Je kan niet weten waarom ze je niet willen.

Overigens zijn er singles voor wie daten met iemand die niet aan zijn geestelijke gezondheid werkt een no-go is. You have to do the work. Een verwijzing naar How to do the work, een miljoenenbestseller van Instagrampsycholoog (huh?) Nicole LePera. Ondertitel: Herken je patronen (OK!), laat je verleden los (onzin), kies wie je wilt zijn (fantasie). Fans noemen het een must-read voor iedereen "op het pad naar persoonlijke groei". En degenen die dat het meest kunnen gebruiken hebben er de minste aandacht voor.

We moeten "het een plaats geven", "leren in onze kracht te staan", en proberen te "luisteren naar ons innerlijke kind". Zijn die termen waardevol? Hebben we eindelijk woorden gevonden om over onze emoties te praten, iets waar generaties voor ons niet bedreven in waren? "We zijn meer open dan onze ouders en grootouders, daar hebben we winst geboekt", vertelt Ariane Bazan, hoogleraar klinische psychologie en psychopathologie (ULB en Université de Lorraine). "Maar mensen zoeken nu andere defensiemechanismes of manieren om de motieven van hun ontreddering niet onder ogen te hoeven zien. Met die typische therapietaal praten we over onze psychische problemen zonder er werkelijk over te hoeven praten. Hoe meer geijkte uitdrukkingen iemand gebruikt, hoe meer dat defensieve mechanismes zijn." Klopt natuurlijk, en dat heeft ook weer te maken met het al dan niet begrijpen of aanvoelen van je innerlijk. Een uitdrukking als "leren in onze kracht te staan" komt van de externe wereld, en heeft niet per se een verband met onze innerlijke beleving, maar speelt wel een rol in gesprekken daarover met de externe wereld. Als je niet vertrouwd bent met je eigen innerlijk wordt je een speelbal van dergelijke externe invloeden.

Wapens

Laatst ben ik met een spraakbericht gedumpt door een vriendin. Ze sprak in dat ze op een punt in haar leven is gekomen dat ze haar grenzen moet bewaken en dat ze het nodig heeft dat anderen tonen dat ze haar appreciëren. "Dit soort vriendschappen werkt niet meer voor mij. Ik heb iets anders nodig. Ik wens je het allerbeste." Het voelde als een reprimande van een hr-medewerker. Waarom zei ze niet gewoon dat ze het bloedirritant vindt dat ik vaak dagen wacht om op whatsappberichten te antwoorden? Dergelijke verdedigingsaanvallen kunnen behoorlijk veel schade aanrichten in relaties. En asociale media ook. Bel gewoon.

In een interview met Vanity Fair vertelt psychotherapeute en relatiegoeroe Esther Perel dat het belangrijk is om dingen duidelijk te benoemen. "Maar het gevaar is dat je alle nuance verliest, dat je in feite je persoonlijke opmerkingen en ervaringen probeert te verheffen door je te beroepen op de hogere autoriteit van de psychobabble. Als je externe taal gebruikt zonder verband met je innerlijk, kan je ook niet effectief over je innerlijk praten. Ik vind het niet leuk wat je doet, dus ik spreek over gaslighting. Jij hebt een andere mening en ik breng een term in die het je onmogelijk maakt om zelfs maar een gesprek met mij aan te gaan. Door jou een etiket op te plakken, hoef ik niet met jou om te gaan."

"Wat dit ook doet, is klinische terminologie in handen geven van niet-klinisch opgeleide mensen, die er dan (verdedigings-)wapens van maken", aldus Perel. Ze denkt dat al die amateur-therapiepraat ons eenzamer maakt. Er ligt volgens haar zoveel nadruk op het aspect 'zelfzorg' dat de wederkerigheid van relaties uit het oog verloren wordt. Niet zo verbazingwekkend met taal uit de therapieruimte, therapie gaat immers over degene die in therapie is, die persoon is het centrum, daar gaat alle aandacht naartoe. De achterliggende redenering: een therapeut gebruikt therapietaal, en is gericht op de cliënt, dus is die taal ook gericht op de cliënt, dus als ik zelf therapietaal gebruik ben ik ook op mijzelf gericht. Spitsvondig, maar zo lek als een zeef.

Dat psychische classificaties en psychotechnische termen in onze spreektaal opdoemen, is niet nieuw. "We zijn in de loop der tijden met z'n allen ook woorden als 'empathie', 'frustratie' of 'het onbewuste' gaan gebruiken, termen uit het psychologische of filosofische jargon", zegt Denys. "Het voordeel is dat mensen woorden vinden voor wat ze voelen", erkent hij. Maar hij hekelt dat (negatieve) emoties worden weggezet als medische problemen. "Die technische termen zijn soms een rechtvaardiging van het lijden dat anders niet geleden mag worden. Alsof lijden enkel mag als er een technische stempel op plakt." Ik volg even niet.

Ook Foulkes (die van What mental illness ­really is (and what it isn't)) denkt dat er in onze maatschappij weinig ruimte is om gewoon verdrietig te zijn. Het terloopse gebruik van ziektetermen leidt volgens haar tot diepgewortelde misverstanden over wat psychische stoornissen zijn. Vlag-en-ladingproblemen! Ook zij benadrukt dat als we het verschil niet meer erkennen tussen geestesziekten en het lijden dat een normaal onderdeel is van het menselijke leven, we allemáál eindigen met meer ellende. "Mensen voor wie de symptomen zo intens en overweldigend zijn geworden dat ze niet meer kunnen functioneren, wat enorm veel leed veroorzaakt en een aanzienlijke invloed heeft op hun relaties; mensen van wie de symptomen hun leven in gevaar kunnen brengen", de zieken zeg maar, zien hun ziekte gedevalueerd (!!). En hoe kunnen zij hun stem nog laten horen of niet onderaan op de wachtlijsten belanden? "In een context waarin iedereen depressief wordt genoemd, riskeert wie meldt depressief te zijn afgewimpeld te worden met 'ja, wie niet?'." Ook wie 'gewoon' aan het leven lijdt, bewijst er zichzelf geen dienst mee. "Voor sommigen kan het misschien validerend werken, voor anderen zal het ontkrachtend en beangstigend zijn. Zij zullen eerder denken dat hun verdriet betekent dat er iets mis is in hun brein." Die "context waarin iedereen depressief wordt genoemd" is uiteraard niet realistisch, maar duidt wel op het gemak waarmee nuances in een conversatie omslaan in zwart/wit-polarisatie, terwijl de realiteit alleen maar grijswaarden kent. Het verschil tussen echt en niet echt ziek is moeilijker te maken naarmate de overgang vaag is. Soms heeft dat gevolgen:

Het kan in elk geval tot slechte hulp leiden: iemand met liefdesverdriet die antidepressiva krijgt en iemand die suïcidaal is die het advies krijgt om naar de sauna te gaan als zelfzorg. Foulkes vreest ook nog dat mensen sceptisch worden door de overdaad aan psychiatrische termen en een generatie dreigen weg te zetten als 'snowflakes', overgevoelige jongeren die te veel klagen en minder goed in staat zijn om te gaan met de uitdagingen van het leven in vergelijking met vorige generaties (maar dat is wel het gevolg van asociale media). Want voor alle duidelijkheid, ook zij wil niemands besognes minimaliseren. "Zelfs redelijk milde angst- en stemmingsproblemen kunnen uitputtend zijn. Als je een periode van stress doormaakt, zoals een sterfgeval of langdurige ziekte, kunnen de psychologische effecten verwoestend zijn. Ik wil niet zeggen dat we moeten zwijgen over onrust die niet voldoet aan een stoornis. Integendeel." Veelvuldig voorkomende grijswaarden zijn misschien wel een aanleiding om bronnen als de DSM op te zetten. Maar die geven een vals beeld; grijswaarden laten zich immers niet beschrijven, tenzij met behulp van basale fouten. Criteria als "minstens drie van de acht" zijn dan het gevolg.

Failliet

Praat erover, is ook wat Ariane Bazan in het algemeen aanraadt. Of begin met het op te schrijven. Al moeten we ook volgens haar op zoek naar een andere manier om het gesprek over ons mentale welzijn te voeren. "Er zijn verschillende soorten spreken en we hebben het voor elkaar gekregen dat zowel het spreken onder vrienden als dat in therapeutische context niet effectief is. Borderline, depressie, autisme, … we hebben snel een terminologie klaar die het goede spreken in de weg staat. Het spreken dat te snel begrepen wordt, is een spreken dat mensen opsluit." Voilà! (1) Conversaties neigen naar polarisatie omdat polarisaties minder denkwerk vragen. (2) Denken tijdens het spreken is moeilijk (in elk geval veel moeilijker dan bij het schrijven; probeer zelf maar). Zie ook Spreektaal en schrijftaal. (3) Labels generaliseren en verbergen de werkelijke symptomen.

Bazan spreekt over schijn-begrijpen, "iedereen vult die termen anders in". Vlag-en-ladingproblemen! "Zeker moderne diagnoses als burn-out zijn heterogeen. Alstublieft. We denken dat we elkaar begrepen hebben (moet er nog zand zijn?) en komen niet meer toe aan het spreken dat echt interessant is: je voelt je lusteloos? Hoe komt dat? Sinds wanneer? Wat is belangrijk voor jou? Waarom spreek je daar nooit over? Het is dat doorvragen, dat zeer feitelijke, zoekende spreken dat mentaal lijden kan verlichten. Omdat het inzicht kan bieden." IN-ZICHT!! Introspectie!

Volgens Bazan lijden veel mensen aan dezelfde grote levensproblemen, wat hun diagnose ook is (zolang de symptomen niet verklaard zijn krijgt een patiënt een diagnose die past bij de competentie van de arts; zie ook De CVS-mythe). "Menselijk onbehagen is vrij universeel. Yep. Meer en meer trouwens, omdat de wereld minder en minder mensvriendelijk is. Het komt veelal neer op: mag ik er zijn en ben ik iemand om van te houden? Moderne diagnoses zeggen bitter weinig over het onderliggende psychische functioneren van iemand." Ook een vlag-en-ladingprobleem. Toch lijken mensen het graag bij labels te houden. Omdat die vatbaar zijn in conversaties. "Onderzoek toont aan dat een diagnose mensen in eerste instantie oplucht", zegt Bazan. "Maar in een tweede fase maakt de opluchting plaats voor verbijstering, en legt het hen lam. Medische diagnoses maken van mensen slachtoffers van hun ziekte en dat is een valkuil. Eerst is er medeleven, maar daarna zit je er toch maar mee. Een etiket als borderline kan verpletterend zijn. En daarna wordt alles in het licht daarvan verklaard." Allemaal het gevolg van externe invloeden.

In haar praktijk komen geregeld mensen binnen die zelf zeggen welke diagnose ze hebben. "Diagnoses zijn modegevoelig. Hoogsensitiviteit, hoogbegaafdheid, burn-out, … Eigenlijk zijn dat sociale diagnoses. Ze variëren met tijd en plaats. Het zijn identitaire etiketten. Ze zijn belangrijk voor mensen die ze op zichzelf kleven. Die identiteit laat toe om groepen te creëren en elkaar onderling te helpen. Wie ben ik om dat af te wijzen? Maar als psycholoog moet je daar niet de dupe van zijn. Mentale gezondheidszorg is er niet om sociale identiteiten te behandelen, maar om aan de slag te gaan met het unieke verhaal van de mens voor ons."

Foulkes vroeg een derdejaarsstudent psychologie hoe zij en haar medestudenten praten over hun geestelijke gezondheid. "Ze zei dat iedereen in haar jaar – meer dan honderd studenten – aangaf een depressie of angststoornis te hebben, of beide." Volgens Foulkes is het mogelijk dat we het destigmatiseren van geestelijke-gezondheidsproblemen zo hebben aangemoedigd dat we zijn doorgeslagen in de andere richting. Opvallend… Dit gebeurt evengoed met veel andere aspecten van de samenleving. Het "woke" gedachtegoed zegt misschien niet alles, maar toch veel; zie Over woke. Of de toename van mentale problemen er eerst was, dan wel het destigmatiseren, is moeilijk te bepalen.

Zijn diagnoses niet nodig voor een goede behandeling? "Heel vaak niet", zegt Bazan. "Zo werkt het in de geneeskunde: een diagnose is een beginpunt. Maar in de psychologie is het vaak een eindpunt: een diagnose zet iemand in zijn lijden vast. Een geest is geen lichaam, je behandelt die niet op dezelfde manier. Het medische model staat haaks op wat we in de mentale-gezondheidszorg nodig hebben. Het bestendigt ziekte, kweekt zelfs ziekte. We betichten het publiek ervan te makkelijk labels en therapietaal te gebruiken, maar mensen nemen gewoon over wat het medische model voorschrijft. Doordat we dit model toepassen, zal ons systeem compleet verzanden. Het is het failliet van onze mentale-gezondheidszorg." Ik verwijs opnieuw naar Stress, het lijf, en het brein, dat zich beweegt op de grens tussen soma en psyche, voor zover die bestaat; de grens tussen sensorische ervaringen en emoties is alvast vaag. Mijn conclusie uit het boek is dat de strikte scheiding tussen lichaam en geest, zoals Bazan hier verdedigt, een effectieve behandeling van mentale problemen al zeven decennia heeft vertraagd, omdat de somatische component door de medische wetenschap ontkend wordt.