De RNTL en inclusief taalgebruik

Dit is een achtergrondartikel bij het blogartikel Normen en taalevolutie.

Bij het zoeken naar informatie over de Raad voor Nederlandse Taal en Letteren, kortweg de RNTL, vind ik een brief waarin de RNTL pleit voor inclusief taalgebruik. De brief bevat ook een logo van de Taalunie. Maar de Taalunie is niet hetzelfde als de RNTL. In Facebook termen: het is ingewikkeld. De Taalunie geeft zelf een beschrijving van haar organisatiestructuur. Wat zegt die?

Het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie bepaalt het beleid. Het bestaat uit twee Nederlandse en twee Vlaamse bewindslieden (de ministers van cultuur en onderwijs, voor Vlaanderen momenteel Jan Jambon en Ben Weyts). Zij leggen het beleid vast in vijfjarenplannen en werken die uit in jaarlijkse actieplannen.
Het Algemeen Secretariaat van de Taalunie bereidt het beleid voor. Het werkt daarvoor samen met deskundigen (de organisatiestructuur zegt 'werkgroepen') en commissies uit het 'veld' (bv. taalvariatielinguïsten). Het voert vervolgens de beleidsbeslissingen van het Comité van Ministers uit. Dus hier gebeurt het eigenlijke werk.
De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren (RNTL), bestaande uit deskundigen en prominente taalgebruikers, adviseert het Comité van Ministers over het te voeren beleid.
De Interparlementaire Commissie (IPC), samengesteld uit 11 Nederlandse en 11 Vlaamse volksvertegenwoordigers controleert de werking van de Taalunie.
Deze vier onderdelen vormen samen de Taalunie. Volgens de organisatiestructuur is de brief van de RNTL gericht aan het Comité van Ministers. Zij moeten bepalen wat het Algemeen Secretariaat moet doen met de voorstellen van de Raad.

Verder is er nog het INT of Instituut Nederlandse Taal, dat de ANS of Algemene Nederlandse Spraakkunst beheert. Ook hier is de relatiebeschrijving nogal ingewikkeld. Misschien hebben we hier iets aan:
De Taalunie vormt samen met het Genootschap Onze Taal, het Team Taaladvies van de Vlaamse Overheid en het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT) het samenwerkingsverband voor taaladvies en taaladviesvoorzieningen.
Dit betekent dat (1) het Genootschap Onze Taal, dat taaladvies geeft op taaladvies.net voor Nederland, (2) het Team Taaladvies (of de Taaltelefoon…) voor Vlaanderen en (3) het INT, geen onderdelen zijn van de Taalunie. Ik zou het begrijpen als ze er zelf niet meer uit geraken.

Ik trof de brief van de RNTL toevallig, en las hem eerst vluchtig door, en had ik niet op een stoel gezeten, dan was mijn broek afgezakt. Ik maak hier kennis met de wil van de RNTL (en daarmee van alvast een deel van de Taalunie) om diverse al dan niet vermeende mistoestanden in de maatschappij aan te pakken via het taalbeleid. Ik fileer de brief hieronder, en ga daarna wat dieper in op een specifiek taalprobleempje dat in de brief opdook, en op de term 'inclusief'.


Bron: Briefadvies inclusief taalgebruik

Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren (RTNL), 17 november 2021
Onderwerp: inclusief taalgebruik

De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren vraagt het Comité van Ministers om aandacht voor het belang van 'inclusief taalgebruik' en om het onderwerp integraal deel te laten uitmaken van het Taalunie-beleid vanaf 2022. Dit is overeenkomstig de structuur van de Taalunie: de RNTL geeft advies aan het Comité van Ministers.

1 – Probleemschets

In een open en democratische samenleving kan iedereen volwaardig deelnemen en voelt iedereen zich welkom. Zo'n inclusieve (nieuwe betekenis; zie verder) samenleving houdt rekening met sociale, culturele, religieuze, etnische en genderverschillen tussen mensen. Taal speelt daarbij een rol, want taal kan verbinden (en uiteendrijven). Als individuen zich echter door de taal die in het openbaar wordt gehanteerd niet herkennen en zich buitengesloten voelen, dan is dat een zorgelijke situatie, die een democratische samenleving schaadt. Taal reflecteert wat er leeft in de maatschappij, en dat is niet altijd rozegeur en måneskin. Je hebt in dergelijke discussies altijd twee richtingen: taal heeft invloed op de maatschappij (bv. Duitsers kunnen beter moeilijke teksten begrijpen, omdat ze er zelf veel maken), en de maatschappij heeft invloed op de taal (technologische evolutie creëert nieuwe woorden). De RNTL zou, alvast volgens deze brief, graag hebben dat de taal zich aanpast om bepaalde maatschappelijke problemen te vermijden. Ik betwijfel of dit enig nuttig effect kan hebben, vermits alle niet-taalgebonden oorzaken van die maatschappelijke problemen blijven bestaan (basale fout: partiële oplossing). Bovendien heeft elke wijziging van de taal ook weer een negatieve invloed op alle taalgebruikers die geen probleem ondervonden. Moeilijke materie.

De Raad constateert dat sommige mensen of groepen mensen zich uitgesloten voelen door taal. Mensen met een diverse culturele achtergrond, een fysieke, mentale, communicatieve beperking of een andere geaardheid die zich soms door de taal die gebruikt wordt, gestigmatiseerd of gekwetst kunnen voelen, willen zichtbaarder zijn en erkenning krijgen van hun identiteit in de taal. Ho maar; gebrekkige aspectscheidingen bij de vleet! Hier worden 'diverse' problemen op een hoopje gegooid. (1) Zich uitgesloten voelen door taal is onzin. Het zijn mensen die via taal, of op andere manieren (!), anderen gewild of ongewild uitsluiten. (2) De term 'divers' betekent 'verschillend'; zie Van Dale. De uitdrukking 'een diverse achtergrond' (enkelvoud) suggereert dan ook 'een andere dan de onze' of (dus?) 'allochtone'; een vlag-en-ladingprobleem. Een omschrijving als 'mensen met diverse culturele achtergronden' (meervoud)(en inclusief autochtonen!) was minder stigmatiserend geweest. En je veegt de spanning tussen autochtonen en allochtonen niet uit door die woorden te ontraden (het Taalloket heeft 'autochtoon' al geschrapt, 'allochtoon' nog niet…). (3) Mensen die de taal niet behoorlijk spreken en verstaan, en daardoor zelf niet begrepen worden, kunnen zich om die reden uitgesloten voelen. Dat hebben ze dan grotendeels aan zichzelf te danken, gezien het ruime online en offline cursusaanbod met overheidssteun. Wie verhuist, al is dat van Diets-Heur naar Abele, moet zijn talenkennis bijschaven. (4) We maken best een onderscheid tussen "mensen met een andere culturele achtergrond" en "mensen met een fysieke, mentale of communicatieve beperking of een andere geaardheid", omdat de problemen, en dus ook de aanpak daarvan, verschillend zijn. In die tweede groep zitten overigens ook mensen met afwijkende morfologische kenmerken (lelijk gebit, vreemde neus, bochel, kleine gestalte,…), of een negatief zelfbeeld, een geel/groene hanenkam, schaamte wegens armoede, en meer van die zeer menselijke eigenschappen; daar heeft de actuele woke stroming nog niets aan veranderd. (5) "Taal die gebruikt wordt" is afhankelijk van de persoonlijke ingesteldheid van de spreker of schrijver (gevormd door leefomstandigheden, opleiding, levenservaring e.d.), en variabele factoren zoals groepsdruk en alcoholgehalte in het bloed. Ingrepen in het taalbeleid gaan daar niets aan veranderen. (6) Wie zichtbaarheid nastreeft kan ook zelf ijveren om gezien te worden. (7) Onweisjiltniks. De afgelopen jaren zien we een toenemend aantal mensen dat hiervoor aandacht vraagt (beter: .. die vragen; zie Aantal: meervoud of enkelvoud). Veel (??) culturele en publieke instellingen, bedrijven en politieke organisaties zoeken naar manieren om tegemoet te komen aan de roep in de samenleving om taalgebruik dat niet uitsluit, kwetst of stigmatiseert. Een aantal organisaties heeft (hebben) inclusief communiceren daarom duidelijk op de agenda geplaatst. Maar er is nood aan concrete en eenduidige handvaten (huh!? in een tekst van de RNTL??; moet dit niet handvatten zijn??) en adviezen over dit thema. Als de RTNL al vindt dat 'handvaten' moet kunnen, dan kan binnenkort alles. Waar komt dit vandaan? Is dit ook een kwestie van meer inclusie? Dit is een aparte sectie waard; zie Handvatten.

De Raad stelt ook vast dat er een groep taalgebruikers is die door bestaande adviezen en discussies over inclusief taalgebruik het gevoel krijgen (ah, kijk!? foutje!? :-) wat nog maar eens aantoont dat de officiële regel tegennatuurlijk is) dat er iets van hen wordt afgenomen, zeker wanneer (al dan niet terecht) (de Raad vindt 'onterecht' maar wil dat niet gezegd hebben) de indruk ontstaat dat bestaande woorden 'verboden' zijn. Afgenomen is veel gezegd, want iedereen mag nog steeds zijn (/haar?) eigen taal spreken (mildering, om een sociologische opstand te vermijden). We stellen vast dat het thema tot polarisatie leidt, vaak zonder dat er een constructieve dialoog tussen betrokken partijen mogelijk blijkt te zijn. (1) Taalgebruikers zijn van nature conservatief wat de taal betreft; als je dan progressief gaat doen valt dat altijd slecht, zeker als dat ook nog van de Taalunie blijkt te komen, verdorie. (2) Opletten met die polarisatie! Dat is nooit zwart/wit. In elke discussie zijn er voorstanders en tegenstanders in allerlei gradaties, met daartussen de ongeïnteresseerden. Je kan maar spreken van polarisatie naarmate een groter aandeel in de uitersten zit. (3) Voor wijzigingen zonder begrijpelijke argumenten gaan er altijd hakken in het zand. Ook dit is schadelijk voor de samenleving. Niet noodzakelijk. Polarisatie kan ook voor een evenwicht zorgen. Een dergelijke sterk gepolariseerde discussie kan leiden tot misverstanden (klopt niet; het zijn daarentegen misverstanden, doorgaans veroorzaakt door basale fouten, die leiden tot polarisatie!!), en een gevoel van onbehagen veroorzaken bij diverse groepen taalgebruikers (ge moogt gerust zijn). Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer er discussie ontstaat over het gebruik van bepaalde woorden die historisch gezien geladen (beladen?) zijn, zoals woorden die associaties met de koloniale tijd oproepen (zoals 'neger' en 'blanke'). De toenemende aandacht voor inclusieve taal (hebben we het nu over woorden weglaten? en is dat inclusief?) vergroot de noodzaak aan een brede dialoog. De Raad acht het daarom van belang dat er meer bewustzijn en dialoog komt over het gebruik van inclusieve taal. Als er maar kan gedebatteerd worden, en nieuwe onderzoeken kunnen worden gestart, allicht met overheidssteun. Linguïsten bestendigen hun werkterrein.

Tot slot constateert de Raad ook dat er verhalen en getuigenissen ten over zijn over het thema, maar dat er nog te weinig wetenschappelijk onderzoek gebeurt (ziet ge wel; sorry, ik wist dat dit ging komen) naar de concrete effecten van inclusief taalgebruik voor het Nederlands (als ze nu eens zouden kunnen zeggen wat daar precies mee bedoeld wordt, behalve het schrappen van termen die aan de koloniale onderdrukking doen denken), en dat er te weinig gegevens beschikbaar zijn over hoe specifieke gecontesteerde woorden (ja, zeg), uitdrukkingen (ook dat nog?) of constructies (krijg het nu helemaal?) door verschillende doelgroepen worden gebruikt en ervaren. Voor dergelijke uit de wolken getrokken onderwerpen zijn er altijd te weinig gegevens beschikbaar. Maar de Raad vindt wel dat ze er een brief over moet schrijven. En waarop zou dié dan gebaseerd zijn, als er te weinig gegevens beschikbaar zijn? Een woke tijdsgeest? Bestaande adviezen spreken zichzelf en elkaar soms tegen (zichzelf? hoe kan zoiets??), en zijn soms eerder gestoeld op intuïties (ach zo; zou dat ook gelden voor de drijfveren achter deze brief?) dan op empirisch onderzoek naar taalgebruik en attitudes van sprekers en toehoorders (toehoorders?? taalgebruik? zouden ze schrijvers bedoelen?). De Raad roept op tot meer wetenschappelijk onderzoek over het thema in kwestie. Had ik al iets gezegd over het werkterrein van linguïsten? Het is te hopen dat het Comité van Ministers geen overhaaste beslissingen neemt, of erger nog, alles overlaat aan variatielinguïsten.

Recent onderzoek (*) (vooral omtrent gender) geeft aan dat het gebruik van inclusieve taal door individuele taalgebruikers wel degelijk een effect kan hebben (kán hebben; moeten we dan preventief te werk gaan?) op de attitudes tegenover inclusie en diversiteit in bredere zin, bijvoorbeeld om stereotypering en zo discriminatie tegen te gaan. Om bij te dragen aan een inclusievere maatschappij waarin de gelijkwaardigheid van mensen en tolerantie onderling wordt vergroot, is het van groot belang om het thema op de agenda te plaatsen en via onderzoek, dialoog en beleid (OK, maar niet noodzakelijk taalbeleid) het pad naar een inclusievere samenleving te bewandelen. (1) Nog eens: hoe denkt de Raad dit te beïnvloeden via de taal? Door woorden en uitdrukkingen en godbetert constructies te verbieden? (2) De RNTL heeft goed adviezen geven; van praktische gevolgen hoeven ze zich waarschijnlijk niets aan te trekken.

2 – Inclusief taalgebruik

Met inclusief taalgebruik wordt taalgebruik bedoeld dat insluit in plaats van uitsluit (dat zijn twee aparte aspecten), niet discrimineert en dat correct benoemt en/of neutraal is. Allemaal mooi, maar ik denk dat de Raad zich hiermee begeeft op een terrein waar ze niets bij te dragen heeft. De taal is wat ze is, en wordt gebruikt op allerlei manieren, inclusief en exclusief. Je kan de woorden 'zwarte' en 'piet' niet uit het woordgebruik schrappen, en 'zwarte piet' dus ook niet. Gelijk welke soort taalgebruik volgt uit wat mensen doen met bestaande en onbestaande woorden, beladen of niet. Inclusief taalgebruik (ik wacht nog steeds op een definitie) kan ('kan'…) ervoor zorgen dat meer individuen in de samenleving zich aangesproken voelen en zich niet buitengesloten voelen door de taal die wordt gehanteerd. (1) Dit mag dan heel sociaal klinken, maar hier is sprake van een gebrekkige aspectscheiding. Zich aangesproken voelen of zich buitengesloten voelen (het 'insluiten' en 'uitsluiten' van hierboven) zijn immers twee zeer uiteenlopende aspecten. (2) Die gevoelens hebben te maken met de boodschap die wordt overgebracht, ongeacht de woorden die worden gebruikt. En als bepaalde woorden niet meer mogen worden gebruikt, dan zijn er nog genoeg andere om dezelfde boodschap over te brengen. Als jenever wordt verboden drinken we gin. Het leidt bij de taalgebruiker tot meer bewustzijn en draagt bij aan de vermindering van stereotypering (OK), bijvoorbeeld door het vermijden van woorden die als discriminerend of denigrerend kunnen worden ervaren (zit iets in, ook al kruipt bloed waar het niet gaan kan). In dit verband wordt ook wel gesproken van 'gedekoloniseerde' taal: taal die niet de heersende structuren uit de koloniale tijd bestendigt, omdat ze nadelig zijn voor bepaalde groepen, met als gevolg dat die groepen zich buitengesloten voelen in de gehanteerde taal. Het stimuleren van het gebruik van inclusieve taal is een manier om de diversiteit van de samenleving te respecteren. Ik zie weer een gebrekkige aspectscheiding. (1) Het dekoloniseren van taal lijkt mij evengoed een wens van slachtoffers van de kolonisatie, als een drijfveer van overheersers om niet meer herinnerd te worden aan toestanden die beter niet bestaan hadden. (2) De gevolgen van de kolonisatie kunnen niet vergeleken worden met die van de toename van diversiteit in de samenleving. Dan zijn allicht ook de maatregelen anders.

Tegelijkertijd zien we dat de roep om inclusieve taal weerstand kan oproepen en daardoor tot polarisatie kan leiden, onder andere omdat taal gekoppeld is aan identiteit en emotie. Het verschilt per persoon hoe taal opgevat en uitgelegd wordt. Taal is een beschrijving van de werkelijkheid en draagt onvermijdelijk historische, culturele en politieke bagage met zich mee. Daarmee kan taal een wereldbeeld in stand houden of versterken. Taalgebruik weerspiegelt niet alleen een bepaalde sociale realiteit en maatschappelijke verhoudingen, maar geeft die ook mee vorm. Stierenmest. Taal volgt uit de maatschappij, niet omgekeerd. Hierdoor kunnen individuen in de samenleving zich niet herkennen, zich niet gehoord voelen of zich buiten de samenleving voelen staan (zie hoger). Dat is een situatie die zorgen baart en de nood aan een constructieve dialoog vergroot. (1) Als 'neger' een negatieve connotatie heeft, dan komt die uit de maatschappij. Op één of andere manier heeft dat woord een bijklank gekregen die verwijst naar (al dan niet terechte :-) negatieve gevoelens van de ene bevolkingsgroep t.o.v. een andere, en wel in een bepaalde periode, want vroeger was die bijklank er niet (wordt goed uitgelegd in Dat mag je ook (al niet meer) zeggen). Ik zou denken dat het misprijzen voor het woord 'neger' niet van de autochtone (mogen we dat nog zeggen?) bevolking komt, maar van de … Afrikanen (is dat OK?), geïnspireerd door de Afro-Amerikaanse gemeenschap (die als slaven werden geïmporteerd door allochtone bezetters). Doet 'neger' hen of ons te veel aan slavernij denken? Of aan 'nikker'? En moeten wij in Europa, autochtonen die geen slavernij gekend hebben, ons deemoedig gedragen ten opzichte van allochtonen die nooit slaaf geweest zijn? Basale fout: gebrekkige aspectscheiding. (2) Áls ingrepen in de taal een effectieve methode zijn om discriminatie te vermijden, dan blijven er nog grote maatschappelijke problemen over, zoals ongelijkheid en klimaatproblematiek. Gaan we die dan ook aanpakken via de taal…? (3) De Taalunie zou beter haar tijd en middelen benutten om de verloedering van het Standaardnederlands tegen te gaan (zie Normen en taalevolutie).

3 – Wat kan de Taalunie doen?

In het meerjarenbeleidsplan 2020-2024 van de Taalunie worden diversiteit en inclusie genoemd als urgente thema's om aandacht aan te schenken. Bij uitstek kan de Taalunie als Nederlands-Vlaamse instelling een rol spelen in het verbinden van mensen in taal, tot wederzijds begrip en dialoog in een diverse samenleving. Het onderwerp inclusief taalgebruik vraagt allereerst om informatie, bewustwording en dialoog, en daarnaast om kennisopbouw door aanvullend onderzoek.

De Raad adviseert dat taalgebruikers en organisaties grondig voorgelicht worden over wat er speelt. Goed onderbouwde, duidelijk gecommuniceerde informatie en helderheid over de situatie en het benoemen van wat bepaald taalgebruik met mensen doet, kan uiteindelijk leiden tot bewustwording en sensibilisering, waardoor meer mensen hun taal, waar nodig, adequaat kunnen gebruiken. De Taalunie kan een rol spelen bij het stimuleren van taalgebruikers en organisaties om hun taalgebruik inclusiever te maken en hoe dat te doen. Daarin kan de Taalunie (ook) zelf een voorbeeldfunctie vervullen. Door de term 'autochtoon' te schrappen uit het Taalloket van Onze Taal?

De Raad stelt de volgende drie initiatieven voor die invulling geven aan de behoefte aan informatie, bewustwording en kennisopbouw:

  1. Informatie: de taalgebruiker handvatten (ah, toch?) bieden.
    Met Taaladvies.net beschikt de Taalunie over een krachtig instrument om de taalgebruiker verantwoorde, neutrale en betrouwbare antwoorden te geven op alle mogelijke taalvragen. Ook adviezen over hoe taal inclusief te gebruiken kunnen een plek krijgen op Taaladvies.net. De Taalunie werkt hiervoor samen met Onze Taal, het Team Taaladvies van de Vlaamse Overheid en het INT als samenwerkingsverband voor taaladvies. Te veel vlaggen. Een minder voorkomende basale fout, maar hier wel duidelijk: parallelle processen. Dat geeft onvermijdelijk tegenstrijdige adviezen.
  2. Bewustwording: een permanente dialoog opzetten.
    Juist omdat de oproep tot inclusief taalgebruik soms weerstand oproept en daarmee polarisatie in de hand kan werken, roept de Raad op tot een brede dialoog (om iedereen te overtuigen?). In een doorlopend gesprek of een serie open dialogen tussen individuele taalgebruikers en organisaties die actief met dit thema bezig zijn, kunnen heel wat praktijken, gevoeligheden, getuigenissen en verhalen een plaats krijgen (blijft toch allemaal wat wazig, hoor). De Taalunie kan hierin een verbindende rol op zich nemen en samenwerken met organisaties die hier al mee bezig zijn zoals Vlaams-Nederlands Huis de Buren en de Code Diversiteit & Inclusie van het Nederlandse LKCA (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst). Nog meer parallelle processen.
  3. Kennisopbouw: wetenschappelijk onderzoek naar inclusief taalgebruik. Werk voor linguïsten.
    De Raad adviseert dat er meer wordt ingezet op, en geïnvesteerd in (money, money, money), wetenschappelijk onderzoek naar de rol, functie en impact van inclusief taalgebruik in het algemeen, en naar de gebruikswaarde en perceptie van de talige elementen die vaak gezien worden als deel van inclusief taalgebruik (die we blijkbaar nog niet snel te zien gaan krijgen). Dit soort gegevens en inzichten zijn essentieel voor een gericht en efficiënt beleid rond inclusieve taal. En het is te hopen dat er intussen geen acties meer ondernomen worden door activistische linguïsten. Vanuit de Taalunie kunnen relevante onderzoekers benaderd worden uit de sociolinguïstiek, de antropologie, de taalkunde of de sociale psychologie en geschiedwetenschap, die aanvullend onderzoek kunnen doen waardoor de gaten die er nu nog zijn in de kennis over gevoeligheden rond en de effecten van het gebruik van inclusieve taal en taalverandering worden opgevuld. Ze kunnen al eens beginnen met deze blog.

De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren hoopt dat het Comité van Ministers deze visie en voorstellen ondersteunt, en hoort ook graag van de ministers of zij eventueel aanvullende aandachtspunten of kenniswensen hebben.

Annette Roeters
Voorzitter van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren

(*) Sociolinguïstisch, antropologisch en sociaal psychologisch onderzoek naar het gebruik van taal wijst voorzichtig in die richting, zie onder andere:
• Sczesny, S., Formanowicz, M., & Moser, F. (2016). Can Gender-Fair Language Reduce Gender Stereotyping and Discrimination? Frontiers in Psychology, 7. Dit artikel gaat in op taalstructuur, taalbeleid en individueel gedrag, en hun verband met gendervriendelijke taal. Een best interessant overzicht van bronnen en relevante processen, maar ook weer met de toevoeging "more research is needed", net zoals de adviesbrief hierboven. Te complex voor verdere bespreking.
• Onderzoek dr. Claartje Vinkenberg naar 'linguistic gender bias': https://magazine.itv-hogeschool.nl/2020/05/gebruik-van-seksestereotypen-in-onze-taal-leidt-tot-ongelijke-kansen/. Eerder oppervlakkig artikel, wel met o.m. een verwijzing naar een Europese richtlijn, en een stijlgids om 'inclusiever' te schrijven (m.b.t. gender en andere kenmerken).
• Willem Schoonen, 'Wetenschappers maken de balans op: genderneutrale taal werkt in Zweden', Het Parool, 8 augustus 2019. https://www.parool.nl/nieuws/wetenschappers-maken-de-balans-op-genderneutrale-taal-werkt-in-zweden~bbcfb48d/. Dit artikel is voorbehouden voor abonnees. De intro: "Genderneutrale taal doet mensen anders denken over de seksen, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek naar een wettelijke taalhervorming in Zweden. Voorwaarde: de taal moet de ontwikkeling van de samenleving volgen, niet voorschrijven". Nu lijkt Zweden mij bij uitstek wel een land waar mensen zowiezo al anders denken over de seksen. Maar merk vooral de voorwaarde op: "de taal moet de ontwikkeling van de samenleving volgen, niet voorschrijven". Heeft de RNTL dit wel gelezen? :-)
• Hoe we taal continu gebruiken om mensen in- en uit- te sluiten komt naar voren in het onderzoek van Lotte Thissen, antropoloog aan Maastricht University. Voor haar proefschrift deed ze 'participerende observatie': https://www.socialevraagstukken.nl/racisme-zit-ook-in-alledaagse-taal/. De schrijfster geeft een voorbeeldje van problematisch taalgebruik, alleen zie ik het probleem niet, en enkele reagerende lezers ook niet. De tekst bevat ook een link naar een taalgedoe-kritische stem.

Wat mij in veel van die artikelen, en bv. ook in het boek Dat mag je ook (al niet meer) zeggen, opvalt is dat wat wij zeggen sterk wordt beïnvloed door ons beeld van de maatschappij. In een omgeving met overwegend kenmerk X (f*ck Musk) heb je altijd de neiging om X niet te vermelden, maar niet-X wel, en dat is ook weer logisch vanuit het idee dat je een boodschap wil brengen die door anderen wordt begrepen zoals jij ze bedoeld hebt, waarbij je veronderstelt dat die anderen hetzelfde beeld hebben als jij (!). Een voorbeeldje. Als ik iets vertel over een oude vrouw en een zwarte man, dan veronderstel je waarschijnlijk dat die vrouw blank is, omdat in onze Nederlandstalige maatschappij 'blank' het meest voorkomt. Wat niet wordt vermeld wordt ingevuld met het meest waarschijnlijke (meteen één van de grote oorzaken van de kernramp in Tsjernobyl; zie Human Error). In sociologische kwesties is dat een last voor minderheden, en dat zal allicht zo blijven, of het nu gaat om allochtonen, mannelijke verpleegkundigen, vrouwelijke brandweerlui, rossekoppen, postzegelverzamelaars, sociale liberalen, lgbtqia-plussers of digibeten. Daar doe je met taalbeleid niks aan.

Dat het voorbeeldje hierboven gebaseerd is op mijn veronderstelling dat jouw maatschappijbeeld ongeveer overeenkomt met dat van mij maakt het uiteraard nog moeilijker. Dat ik er niet van uitga dat een zwarte man mijn blog leest is op zich al een overpeinzing waard. Ik kan mij voorstellen dat in het voorbeeldje hierboven een zwarte lezer een zwarte oude vrouw ziet, en zich afvraagt waarom die man als 'zwart' wordt beschreven. Als de RNTL vind dat dergelijke incompatibiliteiten moeten vermeden worden via taalbeleid, gaat ze toch nog veel werk hebben.


Handvatten

Hieronder de uitleg van de taaladviesdienst van de Taalunie betreffende het meervoud van 'handvat'. Omdat de originele tekst al schuinschrift bevat zet ik mijn commentaar enkel in klein groen.

Is het handvaten of handvatten?

Handvaten en handvatten zijn allebei correct. Handvatten is het oudst; daarom krijgt die vorm nog steeds vaak de voorkeur (de Taalunie neemt geen standpunt is? hier heb je dus niks aan). Maar alle recente naslagwerken vermelden beide meervouden (omdat ze de Taalunie volgen, zeker?).

Het tweede deel van handvat (vat) betekent van oorsprong 'plaats waar je iets kunt vastpakken', 'mogelijkheid om iets of iemand aan te vatten, te grijpen', 'greep, heft'. Het meervoud hiervan is vatten. Daarom is het oorspronkelijke (??) meervoud van handvat ook handvatten.

Maar vat is ook een aanduiding voor een gebruiksvoorwerp: iets (zoals een pot, kruik of ton) waarin je allerlei dingen kunt bewaren. In die betekenis heeft het als meervoud vaten. Dat geldt ook voor de betekenis 'transportbuis in een lichaam', zoals in bloedvat(en) en lymfevat(en).

Dat handvat naast het oorspronkelijke meervoud handvatten het meervoud handvaten heeft gekregen (hoezo gekregen? van wie dan wel?), komt waarschijnlijk doordat vaten vertrouwder klinkt. Het meervoud handvatten is namelijk een bijzonder geval: er bestaat geen ander woord met vat in de betekenis 'greep, heft, mogelijkheid om iets vast te pakken'. Ook als zelfstandig woord komt dit vat nauwelijks meer voor. We gebruiken het alleen nog in het enkelvoud in vaste verbindingen als ergens (geen) vat op hebben/krijgen.

Het andere vat ('ton', 'transportbuis') is een stuk gewoner, zeker ook in het meervoud (wijnvaten, benzinevaten, bloedvaten). Het is dus op zichzelf niet vreemd dat naar analogie hiervan ook het meervoud handvaten ingeburgerd is geraakt. De vergissing wordt vergoelijkt, omdat ze nu eenmaal gebeurt??

Nieuw is het meervoud handvaten overigens niet; het historische Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft een citaat (een citaat!) uit 1911 waarin handvaten voorkomt. En wie op internet in oude kranten zoekt, kan het woord al in negentiende-eeuwse teksten tegenkomen, en zelfs in een achttiende-eeuwse krant, namelijk de Middelburgsche Courant van 28 augustus 1766, waarin over "Yzere Handvaten" wordt geschreven.

Dit is ongelooflijk, onverwacht, m.i. onaanvaardbaar, en nog een paar 'on'-dingen. Moet je eens opletten. (1) Als een woord eindigt op 'vat' gaat het bijna altijd om de betekenis 'ton'. Bing Chat vindt met wat moeite ook ringvat, schepvat, stuurvat en teugelvat; ik weet niet of we dat mogen betrouwen, maar die woorden komen nooit voor, dus 'handvat' blijft een eenzame uitzondering. Dan is het inderdaad begrijpelijk dat mensen gaan twijfelen, en alle meervouden van 'vat' over dezelfde kam gaan scheren (het meest waarschijnlijke pad volgen, zoals in Tsjernobyl), en zo kom je uit bij 'handvaten'. Of we daaruit moeten afleiden dat 'handvaten' dan maar moet toegelaten worden is een discussie waard (of een kernramp?). Ik ben in elk geval geen voorstander, omdat dit tegen de logica ingaat, maar wie ben ik? (2) Wat in het verleden ergens werd gepubliceerd in een godvergeten krant of affiche, blijkt door linguïsten al eens aangegrepen te worden om te wijzen op een aanvaard gebruik. Ook hier weer. Dit is van de pot gerukt.

Eén en ander betekent dat de Taalunie er geen graten in ziet om (1) tegen de logica in te gaan, en (2) de algemene aanvaarding van een fenomeen te gebruiken of te negeren zoals het haar uitkomt. Als minachting voor de rol van de stabiliteit van een taal in de samenleving kan dat tellen.

Ik vond nog een voorbeeld van een gebrek aan logica (of inzicht in dit geval). De site woorden.org geeft twee betekenissen voor vat: (1) afsluitbare ton om bijvoorbeeld bier of wijn in te bewaren, en (2) bloedvat. Bij de voorbeelden zien we vervolgens "vat op iemand krijgen (=iemand van iets kunnen overtuigen)". Hier wordt de betekenis van 'vat' als 'greep' zelfs helemaal genegeerd. De betrokken redacteur denkt misschien dat hetzij 'ton', hetzij 'ader' ook de betekenis van 'greep' kan hebben, en daar volgt dan het meervoud 'handvaten' uit.

Ook Van Dale online tapt uit hetzelfde vaatje als de Taalunie. Bij 'handvat' vermeldt het de beide meervoudsvormen. Maar een taaltip van diezelfde Van Dale zegt dan weer duidelijk: "het juiste meervoud is dus: handvatten". Jammer genoeg met de volgende opmerking: "Toch wordt het meervoud handvaten zo algemeen gebruikt dat dit uiteindelijk ook het woordenboek heeft gehaald, hoewel de Dikke Van Dale er wel bij schrijft: minder juist. Gebruik dus bij voorkeur handvatten, want daarmee zit je altijd goed". Ook enkele andere sites houden het bij "met 'handvatten' zit je altijd goed". Ook dít is begrijpelijk: als de Taalunie zich neerlegt bij een onlogisch maar algemeen gebruik, dan kunnen woordenboek moeilijk anders dan schoorvoetend volgen.

Hieruit volgt de vraag of een woordenboek wel een goede bron is voor wie wil weten hoe iets "normaal wordt geschreven". Net als de ANS kan een woordenboek immers niet beschouwd worden als technische norm. Kunnen we geen "standaard"- of "norm"- woordenboek maken met alleen Standaardnederlands erin…? Desnoods enkel online…? A.u.b.?

In het kader van de noemen/heten vergissing vind ik deze toestand behoorlijk onrustwekkend. Momenteel houdt de Taalunie zich nog altijd aan de logische betekenisoppositie tussen transitief 'noemen' en intransitief 'heten', maar als logica het moet afleggen tegen algemeen gebruik in Vlaanderen, dan is het hek van de dam, en gaat de doos van Pandora open. Zie ook Normen en taalevolutie.


Inclusief

De Grote Van Dale, uitgave 12, 1992

inclusief (bw) [<Fr. inclusif], met inbegrip van -, er mede onder gerekend, syn. ingesloten: inclusief omzetbelasting; prijs inclusief kist; gewicht inclusief verpakking; drie gulden inclusief, (betekent:) met inbegrip van bedieningsgeld; de huur is driehonderd gulden inclusief, (betekent:) met inbegrip van gas en licht. Het woord komt enkel voor als bijwoord. En de huur was toen een pak lager…

De Grote Van Dale, online, 2023

(1) in·clu·sief (bijwoord) met insluiting van, met inbegrip van: € 1200,- inclusief btw (zou dit huur zijn?)
(2) in·clu·sief (bijvoeglijk naamwoord) alles en iedereen omvattend, niemand uitsluitend: een inclusieve samenleving (betekent:) waarin iedereen wordt gerespecteerd. Nu is er ook een betekenis als bijvoeglijk naamwoord, volgens Wiktionary sinds 2015, en in navolging van het Engels. Ik vertaal uit Merriam-Webster:

(betekenis 1 is het bijwoord)
2 – iedereen meegerekend
vooral: mensen toelaten en tegemoetkomen die historisch zijn uitgesloten (vanwege hun ras, geslacht, seksualiteit of capaciteiten); Het is dít aspect waar de Taalunie aandacht voor heeft.
3 – inclusief onderwijs: van of met betrekking tot onderwijs waarin studenten met een handicap worden opgenomen in de algemene studentenpopulatie. Over de gevolgen van inclusief onderwijs voor de prestaties van leerlingen zonder handicap in de PISA test zal ik het niet hebben; die hebben overigens meerdere oorzaken, waaronder talenkennis; zie hier en hier en hier.

Het gebruik van het woord 'inclusief' als bijvoeglijk naamwoord is dus nog zeer jong, in taaltermen. Ik denk dat de overlapping in tijd met een toegenomen activisme van taalvariatielinguïsten geen toeval is. Hier is duidelijk een nieuwe stroming aan het werk, met hopelijk een positieve invloed op de maatschappij, maar de inschakeling van het taalbeleid om deze stroming te ondersteunen vind ik wel nog steeds een stap te ver. Taal is een werktuig voor communicatie; als we dat ook gaan gebruiken voor maatschappelijke bijsturing, is dat vragen om kortsluitingen. Bij de Taalunie knettert het al.